Herhaing basisstof 1 tot en met 6

Goededag
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Goededag

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling

Slide 2 - Tekstslide

Lever
longen
Maag
Dikke darm

Slide 3 - Sleepvraag

Een orgaanstelsel is een groep organen die samen een bepaalde functie vervullen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Bij welk orgaanstelsel behoort de aorta?

Slide 5 - Open vraag

Waar behoren de grote hersenen aan?
A
Cel
B
Weefsel
C
Orgaan
D
Organenstelsel

Slide 6 - Quizvraag

In de cellen hiernaast zie je bladgroenkorrels.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quizvraag

In de afbeelding zijn plantaardige of dierlijke cellen te zien.
A
Plantaardige cellen
B
Dierlijke cellen

Slide 8 - Quizvraag

Welk deel van de wortel neemt water en mineralen op uit de bodem?
A
Hoofdwortel
B
Zijwortel
C
Wortelharen
D
Alle onderdelen

Slide 9 - Quizvraag

In de wortel van een plant kunnen bladgroenkorrels zitten.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Wat kunnen cellen doordat ze groen zijn?
A
Bewegen
B
Fotosynthese uitvoeren
C
Stoffen verbranden
D
Zich voortplanten

Slide 11 - Quizvraag

Een dijbeen bestaat uit been(bot), kraakbeen, spieren, bloedvaten en zenuwen. Tot hoeveel orgaanstelsels behoort een dijbeen?
A
1
B
2
C
4
D
6

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een orgaan?
A
Een deel van een organisme.
B
Een bouwsteen van een organisme
C
Een deel van een organisme met een bepaalde taak.
D
Een bouwsteen van een organisme met een bepaalde taak.

Slide 13 - Quizvraag

Wat is geen orgaan?
A
Hart
B
Maag
C
Skelet
D
Dikke darm

Slide 14 - Quizvraag

Heeft een kip organen? En heeft een tulp organen?
A
Alleen een kip heeft organen
B
Alleen een tulp heeft organen
C
Een kip en een tulp hebben allebei organen

Slide 15 - Quizvraag

Een wortel is een orgaan van een plant
A
Ja
B
Nee

Slide 16 - Quizvraag

Wat is GEEN functie van de wortels
A
Stoffen opnemen uit de bodem
B
Voedsel maken voor de plant
C
reservestoffen opslaan
D
Stevigheid

Slide 17 - Quizvraag

Planten maken hun eigen voedingsstoffen. In welk orgaan doen ze dit vooral ?
A
in de bloemen
B
in de bladeren
C
in de stengels
D
in de wortels

Slide 18 - Quizvraag

Wat is een orgaanstelsel?
A
alle organen die werken
B
alle organen die bezig zijn met leven
C
alle levende organen
D
alle organen die samenwerken aan 1 taak

Slide 19 - Quizvraag

Hiernaast zie je een orgaanstelsel van een hond. Welk orgaanstelsel is dit?
A
Ademhalingsstelsel
B
Bottenstelsel
C
Beenderstelsel
D
Zenuwstelsel

Slide 20 - Quizvraag

Hiernaast zie je een orgaanstelsel. Welk orgaanstelsel is dit?
A
Ademhalingsstelsel
B
Bloedvatenstelsel
C
Beenderstelsel
D
Verteringsstelsel

Slide 21 - Quizvraag

Hiernaast zie je een orgaanstelsel afgebeeld. Welk orgaanstelsel is dit?
A
Ademhalingsstelsel
B
Bloedvatenstelsel
C
Skelet
D
Verteringsstelsel

Slide 22 - Quizvraag

In veel cellen zit een celkern, de functie van deze celkern is:
A
zorgen voor stevigheid
B
zorgen voor fotosynthese
C
regelen van alles wat er in de cel gebeurt
D
zorgen voor transport

Slide 23 - Quizvraag

Een groep cellen met verschillende vormen en dezelfde functie vormen een weefsel.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quizvraag

Dit is een dierlijke cel
A
Ja
B
Nee

Slide 25 - Quizvraag

Hoe heet het onderdeel dat is aangegeven met nummer 1?
A
Celkern
B
Celmembraan
C
Celplasma

Slide 26 - Quizvraag

De plantencel is stevig door
A
de celmembraan
B
de celwand
C
de vacuole
D
de celwand en vacuole

Slide 27 - Quizvraag

Wat is onderdeel A van de plantencel?
A
De celkern
B
Het celmembraan
C
De celwand
D
Vacuole

Slide 28 - Quizvraag

Wat is onderdeel F van de plantencel?
A
De celkern
B
Het celmembraan
C
De celwand
D
Vacuole

Slide 29 - Quizvraag

Welke onderdelen van deze plantaardige cel komen ook bij dierlijke cellen voor?
A
1, 2 en 5
B
1, 3 en 5
C
2, 3 en 6
D
2, 5 en 6

Slide 30 - Quizvraag

Wat heeft een plantencel wel
wat een dierlijke cel niet heeft?
A
celkern
B
cytoplasma
C
celmembraan
D
bladgroenkorrels

Slide 31 - Quizvraag

Heeft een dierlijke cel celplasma?
A
ja
B
nee

Slide 32 - Quizvraag

Een dierlijke cel heeft geen
A
Celwand
B
Celkern
C
Celmembraan
D
Cytoplasma

Slide 33 - Quizvraag

Een onderdeel in een plantencel dat gevuld is met water
A
vacuole
B
bladgroenkorrels
C
celkern
D
zetmeelkorrels

Slide 34 - Quizvraag

Wat zie je hier op de foto?
A
Loep
B
Microscoop
C
Telescoop
D
stereoloep

Slide 35 - Quizvraag

Kijk je door het oculair van een microscoop?
A
Ja
B
Nee

Slide 36 - Quizvraag

Waarvoor zijn de objectieven van de microscoop?
A
beeld vergroten
B
hoeveelheid licht regelen
C
scherp beeld
D
stevigheid

Slide 37 - Quizvraag

Wat is de functie van het 'diafragma' van de microscoop?
A
het preparaat vergroten
B
hoeveelheid licht regelen
C
microscoop aan vastpakken
D
microscoop aan/uit zetten

Slide 38 - Quizvraag

De kleine schroef van de microscoop is voor nauwkeurige
scherpstelling.

A
Waar
B
Niet Waar

Slide 39 - Quizvraag

Verandert bij celdeling de informatie voor erfelijke eigenschappen?
A
ja
B
nee

Slide 40 - Quizvraag

Wat is de goede volgorde van celdeling?
A
plasmagroei-kerndeling-celdeling
B
kerndeling-celdeling-plasmagroei
C
celdeling-kerndeling-plasmagroei
D
celdeling-plasmagroei-kerndeling

Slide 41 - Quizvraag

Hoe worden dochtercellen net zo groot als de moedercel waaruit ze ontstaan?
A
Door celdeling
B
Door kerndeling
C
Door plasmagroei

Slide 42 - Quizvraag

De informatie van erfelijke eigenschappen ligt in je DNA
A
Waar
B
Niet waar

Slide 43 - Quizvraag

DNA bestaat uit Basen. Welke Basen zijn er?
A
A - C - R - L
B
A- C - G - T
C
G - T - R - L
D
A - R - G - L

Slide 44 - Quizvraag

Welke basen vormen een paar?
A
AT & CG
B
AG & CT
C
GT & AC

Slide 45 - Quizvraag

Zijn er op dit moment vragen?

Slide 46 - Tekstslide