2.1 Handel en nijverheid in de Republiek

De Gouden Eeuw
Hoofdstuk 2
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

De Gouden Eeuw
Hoofdstuk 2

Slide 1 - Tekstslide

de Gouden Eeuw

Slide 2 - Woordweb

Handel en nijverheid in de Republiek


paragraaf 2.1

Slide 3 - Tekstslide

Handel in de Republiek
Sinds de late middeleeuwen was Nederland betrokken geraakt in Europese handel over zee via het Hanzenetwerk. 
Vanaf 1450 begonnen Nederlandse kuststeden over de Oostzee te handelen.
Oorzaak: Nederland had niet echt geschikte grond om graan te verbouwen. 
Gevolg: Nederland ging dat halen uit Duitsland en Scandinavië.
= moedernegotie: de graanhandel op de Oostzee

Slide 4 - Tekstslide

Oostzee

Slide 5 - Tekstslide

Handel in de Republiek
Nederlanders hoeven zelf dus minder op het land te werken.
→ specialisatie!
Nederlanders gaan zich specialiseren in de nijverheid (=productie van alles wat geen etenswaar is) of alleen verbouwen voor de verkoop en handel, niet voor zichzelf.
Dit noemen we commerciële landbouw.

Slide 6 - Tekstslide

De Gouden Eeuw
Nederland was tijdens de 17e eeuw het rijkste land van Europa. 
De oorzaken hiervoor waren:
  1. De moedernegotie
  2. De uitvinding van het fluitschip
  3. De uitvinding van efficiëntere windmolens: minder arbeidskrachten nodig
  4. de val van Antwerpen waardoor het handelscentrum verplaatste naar Amsterdam

Slide 7 - Tekstslide

Antwerpen
Amsterdam

Slide 8 - Tekstslide

De Gouden Eeuw
Het meeste geld werd verdiend in de handel. Kooplieden kochten producten op en verkochten dat weer met winst. Deze winst gebruikten ze weer om nieuwe producten te kopen.
= handelskapitalisme

In Amsterdam ontwikkelde hierdoor een stapelmarkt. Kooplieden stapelden ingekochte producten op in een pakhuis en verkochten het als ze wisten dat ze er veel geld voor konden krijgen.

Slide 9 - Tekstslide

Handel en nijverheid in de Republiek


paragraaf 2.1

Slide 10 - Tekstslide

Wereldhandel
In de 16e eeuw hadden Portugezen en Spanjaarden nieuwe vaarroutes en werelddelen ontdekt. 
Dit leidde tot  handel in producten die hiervoor onbekend waren, zoals rietsuiker, cacao, koffie, tabak uit Amerika of specerijen uit Azië.
Er kwam een wereldeconomie. 

Slide 11 - Tekstslide

De VOC
In de Republiek gingen ze ook meedoen met de
wereldeconomie. Eerst werden er per gewest of stad 
compagnieën (=bedrijven) opgericht om handel te drijven. Dit waren voorcompagnieën genoemd. 
In 1602 bedacht de Republiek dat het winstgevender was om al deze compagnieën te verenigen, zodat er geen concurrentie was. 
Dit werd de Verenigde Oost-Indische Compagnie (=VOC)

Slide 12 - Tekstslide

De VOC
De VOC kreeg privileges van de Republiek:
  • Een handelsmonopolie: het recht om als enige te handelen in Azië 
  • Het recht om verdedigingsforten te bouwen
  • Het recht om oorlog te voeren namens de Republiek
  • Het recht om verdragen te sluiten namens de Republiek
  • Het recht om veroverde gebieden te besturen

Slide 13 - Tekstslide

De WIC
Nadat bleek dat de VOC een succes was, werd ook de West-Indische Compagnie opgericht. 
Zij handelden in West-Afrika en Amerika. 
De WIC was voornamelijk kaapvaart, ook wel piraterij. 
Ze waren een stuk minder succesvol dan de VOC, omdat er veel meer concurrentie was. 

Slide 14 - Tekstslide

Slavernij
De WIC handelde in zilver en goud, maar ook in mensen.
In Amerika was veel vraag naar arbeidskrachten omdat er veel plantages waren. Op die plantages werden producten verbouwd waar veel vraag naar was in Europa. 
→ hierdoor besloot de WIC te handelen in mensen: slavenhandel. 

Slide 15 - Tekstslide

tabak, suiker en koffie
slaven
wapens
en drank
Driehoekshandel

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Noem minimaal 3 verschillen tussen de WIC en VOC

Slide 18 - Open vraag