2.1 Handel en nijverheid in de Republiek

De Gouden Eeuw
Hoofdstuk 2
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

De Gouden Eeuw
Hoofdstuk 2

Slide 1 - Tekstslide

Welkom in tijdvak 6
 De tijd van Regenten en Vorsten!

Slide 2 - Tekstslide

Tijdvak (6) van regenten en vorsten. 

Slide 3 - Tekstslide

de Gouden Eeuw

Slide 4 - Woordweb

Handel en nijverheid in de Republiek

Slide 5 - Tekstslide

Handel in de Republiek
Vanaf 1450 begonnen Nederlandse kuststeden over de Oostzee te handelen. 
Oorzaak: Nederland had niet echt geschikte grond om graan te verbouwen. 
Gevolg: Nederland ging dat halen uit Duitsland en Scandinavië.
= moedernegotie: de graanhandel op de Oostzee

Slide 6 - Tekstslide

Handel in de Republiek
Nederlanders hoeven zelf dus minder op het land te werken.
specialisatie!
Nederlanders gaan zich specialiseren in de nijverheid (=productie van alles wat geen etenswaar is) of alleen verbouwen voor de verkoop en handel, niet voor zichzelf.
Dit noemen we commerciële landbouw.

Slide 7 - Tekstslide

De Gouden Eeuw
Nederland was tijdens de 17e eeuw het rijkste land van Europa. 
De oorzaken hiervoor waren:
  1. De moedernegotie = graanhandel op de Oostzee
  2. De uitvinding van het fluitschip
  3. De uitvinding van efficiëntere windmolens: minder arbeidskrachten nodig
  4. de val van Antwerpen (1585) waardoor het handelscentrum verplaatste naar Amsterdam

Slide 8 - Tekstslide

Oostzee

Slide 9 - Tekstslide

Antwerpen
Amsterdam

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht: Mysterie
Waar kwamen ze vandaan? 
Je werkt in een tweetal met buurman/buurvrouw/achterbuurman/achterbuurvrouw. 
Je hebt 10 min de tijd voor deze opdracht. 
Succes!
timer
10:00

Slide 11 - Tekstslide

De Gouden Eeuw
Het meeste geld werd verdiend in de handel. Kooplieden kochten producten op en verkochten dat weer met winst. Deze winst gebruikten ze weer om nieuwe producten te kopen.
= handelskapitalisme

In Amsterdam ontwikkelde hierdoor een stapelmarkt. Kooplieden stapelden ingekochte producten op in een pakhuis en verkochten het als ze wisten dat ze er veel geld voor konden krijgen.

Slide 12 - Tekstslide

Wereldhandel
In de 16e eeuw hadden Portugezen en Spanjaarden nieuwe vaarroutes en werelddelen ontdekt. 
Dit leidde tot  handel in producten die hiervoor onbekend waren, zoals rietsuiker, cacao, koffie, tabak uit Amerika of specerijen uit Azië.
Er kwam een wereldeconomie. 

Slide 13 - Tekstslide

De terugkomst in Amsterdam van de tweede expeditie naar Oost-Indië, Hendrik Cornelisz. Vroom, 1599

Slide 14 - Tekstslide

De VOC
In de Republiek gingen ze ook meedoen met de
wereldeconomie.

Eerst met voorcompagnieën, maar in in 1602 bedacht de Republiek dat het winstgevender was om al deze compagnieën te verenigen, zodat er geen concurrentie was. 
Dit werd de Verenigde Oost-Indische Compagnie (=VOC)

Slide 15 - Tekstslide

- 1602
- Bestuur van de VOC: Heren Zeventien (XVII)
- Zes kamers
- Aandelen

Slide 16 - Tekstslide

VOC

Slide 17 - Tekstslide

De VOC
De VOC kreeg privileges van de Republiek
  • Een handelsmonopolie: het recht om als enige te handelen in Azië 
  • Het recht om verdedigingsforten te bouwen
  • Het recht om oorlog te voeren namens de Republiek
  • Het recht om verdragen te sluiten namens de Republiek
  • Het recht om veroverde gebieden te besturen

Slide 18 - Tekstslide

Handel en nijverheid in de Republiek


paragraaf 2.1

Slide 19 - Tekstslide

Hoe heette Nederland tijdens de periode dat de Gouden Eeuw plaatsvond?
A
Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
B
Koninkrijk der Nederlanden
C
De Lage Landen
D
Bourgondische Nederlanden

Slide 20 - Quizvraag

Waarom noemen we de Gouden Eeuw 'goud'?
A
Doordat Nederland erg veel geld verdiende in deze eeuw.
B
In de kunst werd erg veel goud gebruikt.
C
Omdat er veel goud te vinden was in de steden
D
Het was een eeuw van grote voorspoed.

Slide 21 - Quizvraag

Welk woord hoort NIET bij de Gouden Eeuw?
A
rijkdom
B
kunst
C
koninkrijk
D
oorlog

Slide 22 - Quizvraag

Tijdens welke eeuw was de Gouden Eeuw?
A
14e eeuw
B
15e eeuw
C
16e eeuw
D
17e eeuw

Slide 23 - Quizvraag

De WIC
Nadat bleek dat de VOC een succes was, werd ook de West-Indische Compagnie opgericht in 1621.

Zij handelden in West-Afrika en Amerika. 
De WIC was voornamelijk kaapvaart, ook wel piraterij. 
Piet Hein in 1628.
Ze waren een stuk minder succesvol dan de VOC, omdat er veel meer concurrentie was. 

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slavernij
De WIC handelde in zilver en goud, maar ook in mensen.
In Amerika was veel vraag naar arbeidskrachten omdat er veel plantages waren. Op die plantages werden producten verbouwd waar veel vraag naar was in Europa. 

→ hierdoor besloot de WIC te handelen in mensen: slavenhandel. 

Slide 28 - Tekstslide

h2 les 1
De Compagnie van Verre, 1595
Tijd van regenten en vorsten 1600-1700
In het verhaal besluiten de kooplieden dat het een goed idee is dat de verschillende compagnieën gaan samenwerken.

Welk voordeel dachten de kooplieden daaruit te halen?

Slide 29 - Tekstslide

h2 les 1
VOC en WIC
Tijd van regenten en vorsten 1600-1700
Voor de Republiek was de handel in Europa het belangrijkst. Maar daarnaast ontdekten Nederlanders ook nieuwe handelsmogelijkheden.

wereldeconomie - In de 16e eeuw hadden de Spanjaarden en Portugezen nieuwe werelddelen en vaarroutes ontdekt. Dit leidde tot nieuwe handelsmogelijkheden. Er ontstond een economie die zich over alle werelddelen uitstrekte.

Slide 30 - Tekstslide

h2 les 1
VOC en WIC
Tijd van regenten en vorsten 1600-1700
Ook handelaren uit de Republiek gingen daaraan meedoen. Zij stichtten speciale handelsbedrijven (compagnieën) die voornamelijk handelden in 'Oost-Indië'.

Vanaf 1602 gingen die verschillende voorcompagnieën op in één grote compagnie - de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC).

De VOC kreeg een handelsmonopolie van de Nederlandse regering op de handel in de Oost. Ook kreeg het een aantal speciale rechten, zoals het voeren van oorlog tegen lokale vorsten en concurrenten.

Slide 31 - Tekstslide

h2 les 1
VOC en WIC
Tijd van regenten en vorsten 1600-1700
Toen bleek dat de VOC een succes was, richtten Hollandse en Zeeuwse kooplui in 1621 een tweede handelsonderneming op: de West-Indische Compagnie (WIC).

Ook dit bedrijf kreeg bijzondere rechten:
monopolie op de handel met West-Afrika en Amerika.
de kaapvaart - het beroven van schepen van vijandelijke landen, zoals Spanje.

De WIC was minder succesvol dan de VOC. Het had last van veel concurrentie van andere landen.

Slide 32 - Tekstslide

h2 les 1
De oprichting van de WIC, 1621
Tijd van regenten en vorsten 1600-1700
In het verhaal worden drie redenen genoemd waarom
Nederlandse kooplieden vonden dat ze mochten handelen in mensen . 

Welke redenen waren dat?

Slide 33 - Tekstslide

h2 les 1
Slavernij in de Amerikaanse koloniën
Tijd van regenten en vorsten 1600-1700
De WIC handelde in goud en ivoor, maar ook in mensen. Na de ontdekking van Amerika hadden de Europeanen daar plantages (grote boerderij waar één product werd verbouwd) gesticht.

Het zware werk lieten de Europeanen doen door de inheemse bevolking en door slaafgemaakten uit Afrika.

Driehoekshandel 

Slide 34 - Tekstslide

h2 les 1
Tula en de opstand
Tijd van regenten en vorsten 1600-1700

Slide 35 - Tekstslide

h2 les 1
Slavernij in de Amerikaanse koloniën
Tijd van regenten en vorsten 1600-1700
De plantageslavernij was een wreed systeem.

De slaven moesten zwaar werk doen
Ze werden gezien als 'bezit', zoals vee.
Als ze niet luisterden konden ze zwaar gestraft worden.

Veel slaven kwamen in opstand of probeerde te vluchten. 

Ondanks het verzet veranderde er lange tijd niets. De europeanen zagen de slaven niet als mensen of vonden de winsten die ze maakten te belangrijk.

Ook in Azië werden mensen verplicht om voor Europeanen te werken.

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Video

tabak, suiker en koffie
slaven
wapens
en drank
Driehoekshandel

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Video

Slide 40 - Video

Noem minimaal 3 verschillen tussen de WIC en VOC

Slide 41 - Open vraag