Domein 4

Pak methode, papier, rekenmachine 
Telefoon in je tas

1. Rondje: klassikale vragen over domein 2?
2. Instructie domein 4:  Procenten gebruiken
3. Zelfstandig aan de slag ( of extra uitleg)
4.Afrondende opdracht
5. Huiswerk








1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 33 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Pak methode, papier, rekenmachine 
Telefoon in je tas

1. Rondje: klassikale vragen over domein 2?
2. Instructie domein 4:  Procenten gebruiken
3. Zelfstandig aan de slag ( of extra uitleg)
4.Afrondende opdracht
5. Huiswerk








Slide 1 - Tekstslide

Rondje: 
- laten zien huiswerk gemaakt/niet gemaakt. Wie in boek?
4.1 Rekenen met procenten
Klopt de tabel? Leg uit! 





Percentage apothekersassistente die wel/niet uitleg geven over onderwerpen
Uitleg over:
Wel
Niet
Gebruik neusspray
90 %
12 %
Bijwerkingen
83 %
17 %

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Procenten ('per honderd')
 100%  = ALLES
1 %  = 1 van de 100
5% =  5 van de 100

Je kunt op verschillende manieren procenten uitrekenen, verhoudingstabel is makkelijk!

 


Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Video

Deze slide heeft geen instructies

4.2 Percentages berekenen
In klas 1B hebben 5 van de 25 mensen een onvoldoende, hoeveel procent is dat? 





Procenten
100 %
4 %
.....
Mensen
25
1
5

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4.2 Percentages berekenen
In klas 1A hebben 5 van de 20 mensen een onvoldoende (25 %)
IN klas 1B hebben 5 van de 25 mensen een onvoldoende (20%)

Welk percentage mensen van klas 1A plus 1B had een onvoldoende? Mag je de percentages optellen?

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4.3 Meer of minder dan 100 %
Je koopt een nieuwe telefoon met 20 % korting. De telefoon kost met korting € 320,-. Wat was de prijs zonder korting? 

 
Procenten
80
1
100
Prijs
320

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4.3 Meer of minder dan 100 %
Je koopt een nieuwe televisie voor € 699,- (incl. 21 % BTW).  Wat is de prijs ZONDER BTW?

 
Procenten
Prijs

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig aan de slag!
Wil je extra uitleg? Kom vooraan zitten

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Breuken en procenten
100% = alles
100% kun je ook vergelijken met 1 hele pizza
50% van die pizza is de helft want
Tegen 50 % zeg je ook wel 50 van de 100     of      50   =      1
                                                                                                     100         2
25%   is 25 van de 100    of    25   =       1
                                                          100           4

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Opruiming


Ik koop een stoel voor 765 euro in de opruiming. De stoel kostte eerst 900 euro.


Hoe los ik het op?
Maak een verhoudings schema
Hoeveel % korting krijg ik?

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. ik maak een verhoudingstabel
2. ik vul in wat ik weet
3. Ik kan met 900 en 765 niet makkelijk rekenen dus er komt een 1 tussen.
4. als ik kijk naar de onderste rij dan deel ik 900 : 900= 1
                1  x 765 = 765 (zet boogjes)
5. Dat doe ik ook met de bovenste rij dus
      100 : 900 x 76585 %

6. Let op  765 euro die ik moet betalen is 85%  als ik de korting wil weten reken ik uit 
100%- 85 % = 15 % 
Dus ik heb 15 % korting gehad.
1.
%
100%
85
euro
900
     1
765

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak de volgende sommen
1. schrijf als een breuk:    50%       25%     20%        10%
2. Jan rijdt met zijn brommer 40 km op 1 liter bezine.  Hoeveel heeft hij nodig voor  920 km.
3. 68% van alle meisjes heeft blond haar.  Er zijn totaal 25 meisjes. Hoeveel zijn er nu blond?
4.     4 op de 30 jongens maken veel kabaal.    24 jongens maken veel kabaal. Hoeveel jongens zijn er totaal?
5.  Maak de volgende verhouding zo klein mogelijk.       32 : 128
6. Maak de volgende verhouding  7x groter.    15 : 30
7.  68 van de 80 leerlingen schrijven met links.   Hoeveel % is dat?
8. Een stofzuiger kost 90 euro. Ik krijg 20% korting. Hoeveel kost hij nu?
9. Ik koop een koffer voor 120 euro in de opruiming.  De koffer kostte eerst   200 euro. Hoeveel % korting krijg ik?

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antwoorden
vraag 1
50%= half
25%= een vierde
20%= een vijfde
10%= een tiende

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vraag 2
920:40 = 23  dus 1x23=23 liter
liter
1
km
40
920

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vraag 3
In de procent regel reken ik 100:100=1 x68
in de regel van de meisje       25:100x68= 17


%
100 %
1
68%
meisjes
25
17

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vraag 4
boven  is x6
dus onder ook x6
kabaal jongens
4
24
jongens
30

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 5 en vraag 6
5.  
15
105
30
210
32
16
8
1
128
64
32
4

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 7
Ik reken dus uit  100:80x68=85%
%
100
leerling
80
1
68

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 8
Manier 1 De stofzuiger kost 90 euro .
1% = 0,90     20% = 20x0,90= 18 euro 
dus hij kost  90-18 = 72 euro
Manier 2
Ik deel door 5 dus 90:5=18 euro

%
100
20
euro
90

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 9
1e manier
100:200x120=60%
dus 100-60= 40% korting

2e manier
100:200x80=40
%
100
euro
200
  1
120
%
100
euro
200
   1
80

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies