Hoofdletters en leestekens

Lesdoel

Aan het einde van de les weet je wanneer je hoofdletters gebruikt en kun je dit toepassen tijdens opdrachten.

Aan het einde van de les ken je de regels voor het spellen van de persoonsvorm

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Lesdoel

Aan het einde van de les weet je wanneer je hoofdletters gebruikt en kun je dit toepassen tijdens opdrachten.

Aan het einde van de les ken je de regels voor het spellen van de persoonsvorm

Slide 1 - Tekstslide

tt
Ik ... vandaag opgehaald. (worden)

Slide 2 - Open vraag

Zet de persoonsvorm in de vt.
Mijn vader rijdt te hard.

Slide 3 - Open vraag

Mijn oma rust even op de bank.

Slide 4 - Open vraag

De ballonnen zweven in de lucht.

Slide 5 - Open vraag

Waarom gebruiken we hoofdletters?

Slide 6 - Woordweb

Wanneer gebruik je hoofdletters?

Slide 7 - Woordweb

Hoofdletters

  1. Aan het begin van de zin
  2. Bij (aardrijkskundige) namen
  3. Feestdagen (geen samenstellingen, kerstvakantie)
  4. Bedrijven, merken, films, series, muziek
  5. Afkortingen van politieke partijen, instellingen en bedrijven 

Slide 8 - Tekstslide

GEEN hoofdletters

  1. Maanden
  2. Seizoenen
  3. Dagen van de week
  4. Schooltypes: vmbo, mbo, havo 
  5. Als de zin met een getal begint, schrijf je geen hoofdletter
  6. Als de zin met een apostrof begint, schrijf je de  volgende letter met een hoofdletter

Slide 9 - Tekstslide

Plaats zo nodig hoofdletters, komma's en hoofdletters:

de training ging niet door want bijna iedereen was op vakantie


Slide 10 - Open vraag

Plaats zo nodig hoofdletters, komma's en hoofdletters.

's avonds gaan we sinterklaas vieren

Slide 11 - Open vraag

't is nog lang geen kerstvakantie

Slide 12 - Open vraag

66% van de kinderen hebben een iphone

Slide 13 - Open vraag

Ik heb de lesdoel behaald en ik weet hoe ik hoofdletters moet toepassen
A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quizvraag

Ik heb de lesdoel behaald en kan de persoonsvorm goed spellen.
A
ja
B
nee

Slide 15 - Quizvraag

Wat ga je doen?
Nakijken opdracht 1 t/m 4
Lees de theorie op bladzijde 31.
Maak opdracht 9
Klaar? 
Boek lezen of online oefenen blok 1 spelling

Slide 16 - Tekstslide