Als je een tekst hebt gelezen, kun je het onderwerp bepalen.
Een onderwerp bestaat vaak uit verschillende deelonderwerpen.
Een deelonderwerp herken je vaak aan een tussenkopje.
Onderwerp: iPad in de klas
Deelonderwerpen:
digitale schoolboeken
altijd internet
interactief onderwijs
Slide 3 - Tekstslide
De hoofdgedachte
De hoofdgedachte is een heel korte samenvatting in één zin. Het is het belangrijkste wat de schrijver wil vertellen.
De hoofdgedachte = het onderwerp + dat wat daarover verteld wordt.
Om de hoofdgedachte te formuleren moet je duseerst het onderwerp bepalen.
Het onderwerp = waar de tekst over gaat. Dat kun je vaak met één of enkele woorden zeggen.
Slide 4 - Tekstslide
Hoe vind je het onderwerp van een tekst?
Slide 5 - Open vraag
Het onderwerp
Het onderwerp van een tekst vind je door te letten op:
de kop
de eerste zin of de eerste alinea
een illustratie bij de tekst
tussenkopjes en vetgedrukte of onderstreepte woorden in de tekst
Slide 6 - Tekstslide
Hoe vind je de hoofdgedachte van een tekst?
Slide 7 - Open vraag
Hoofdgedachte
Hoofdgedachte = het belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp zegt.
Zo vind je een hoofdgedachte: 1. Onderwerp zoeken.
2. Wat is het belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp vertelt? Antwoord in één goed geformuleerde zin.
Slide 8 - Tekstslide
Dus het onderwerp van een tekst is waar de tekst over gaat en dehoofdgedachte van een tekst iswat de schrijver van die tekst de lezer duidelijk probeert te maken.
Slide 9 - Tekstslide
Waar vind je de hoofdgedachte?
Meestal in de eerste alinea of in het slot van een tekst.
De hoofdgedachte hoeft niet letterlijk in de tekst te staan.
Let op! Twee teksten met hetzelfde onderwerp kunnen heel goed twee verschillende hoofdgedachtes hebben.
Slide 10 - Tekstslide
Artikel / uiteenzetting
Informatief schrijfdoel
De schrijver geeft informatie en geeft hierbij een uitleg of toelichting.
Objectief!
Meningen van anderen mogen genoemd worden.
Slide 11 - Tekstslide
Opbouw uiteenzetting
Inleiding
Onderwerp introduceren, Trek de aandacht van de lezer: aanleiding noemen, vraag stellen, hoofdgedachte noemen, anekdote
Kern
Boodschap wordt duidelijk in verschillende alinea's. Feitelijke informatie. De uitleg staat centraal.