1V - bijvoeglijk naamwoord

Bijvoeglijk naamwoord
Hoofdstuk 5, spelling, blz. 154 en 155
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Bijvoeglijk naamwoord
Hoofdstuk 5, spelling, blz. 154 en 155

Slide 1 - Tekstslide

Rijtje 1, start met A
Rijtje 2, start met B
Gouden
Bijzondere
Kartonnen
Stoute
Grandioze 
Houten
Mooie
Plastic
Rode
Metalen

Slide 2 - Sleepvraag

Lesdoel
- Aan het einde van de les ken je het verschil tussen een bijvoeglijk naamwoord en een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord.

- Aan het einde van de les kun je het bijvoeglijk naamwoord vinden in de zin.

Slide 3 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord
- vertelt iets over een zelfstandig naamwoord
- Kan voor of achter het znw staan.


Een stoere filmster
Het doosje is blauw.


Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
- zegt van welke stof iets (znw) gemaakt is.


Een gouden horloge
De plastic tas

Slide 4 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord

- kan een korte vorm (zonder -e) of lange vorm hebben (met een -e)
knap - knappe



Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
- heeft maar één vorm en eindigt meestal op -en
koperen, houten

- maar niet altijd!
aluminium, plastic


Slide 5 - Tekstslide

Vul in:
het .... meisje (aardig)

Slide 6 - Open vraag

Vul in:
een .... meisje (aardig)

Slide 7 - Open vraag

Bij een het-woord waar 'het' voor staat gebruik je de:
A
korte vorm
B
lange vorm

Slide 8 - Quizvraag

Bij een het-woord waar 'een' voor staat gebruik je de:
A
korte vorm
B
lange vorm

Slide 9 - Quizvraag

Vul in:
de .... basketballer (lang)

Slide 10 - Open vraag

Vul in:
een .... basketballer (lang)

Slide 11 - Open vraag

Bij een de-woord gebruik je altijd de:
A
korte vorm
B
lange vorm

Slide 12 - Quizvraag

Bijvoeglijk naamwoord


- kent de 'trappen van vergelijking'

stellende trap: knap
vergrotende trap: knapper
overtreffende trap: knapst



Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

- kent niet de trappen van vergelijking


Slide 13 - Tekstslide

De leerlingen uit 1ha3 zijn gezellig.
A
stellende trap
B
vergrotende trap
C
overtreffende trap

Slide 14 - Quizvraag

De jongens uit 1ha3 zijn het gezelligst.
A
stellende trap
B
vergrotende trap
C
overtreffende trap

Slide 15 - Quizvraag

De meiden uit 1ha3 zijn gezelliger dan de jongens.
A
stellende trap
B
vergrotende trap
C
overtreffende trap

Slide 16 - Quizvraag

Bijvoeglijk naamwoord


- kan gemaakt zijn van een werkwoord.

De gebroken kom




Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

- kan niet gemaakt zijn van een werkwoord.

Het aluminium tennisracket


Slide 17 - Tekstslide

Gebakken broden
A
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord gemaakt van een werkwoord

Slide 18 - Quizvraag

linnen broeken
A
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord gemaakt van een werkwoord

Slide 19 - Quizvraag

gevlochten haren
A
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord gemaakt van een werkwoord

Slide 20 - Quizvraag

strooien hoeden
A
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord gemaakt van een werkwoord

Slide 21 - Quizvraag

gevouwen lakens
A
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord gemaakt van een werkwoord

Slide 22 - Quizvraag

Aan de slag!
Maken: opdracht 1 t/m 5 behalve 4 van blz. 154 & 155

Slide 23 - Tekstslide