In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Video
Slide 17 - Video
deze week
les 1: herhalen hoofdstuk 7
Les 2: opdrachten maken hoofdstuk 7.4
Les 3: starten herhalen hoofdstuk 5 en 6
Slide 18 - Tekstslide
Hoe heette het fort dat voor de Nederlanders de uitvalsbasis in Afrika was om slaven naar Amerika te vervoeren?
A
Fort Hollandia
B
Fort Ghana
C
Fort Elmina
D
Fort Nassau
Slide 19 - Quizvraag
Met welk gewas werd in Zuid-Amerika het meeste geld verdiend?
A
Tabak
B
Suiker
C
Katoen
D
Aardappelen
Slide 20 - Quizvraag
Waarmee ruilden de Nederlanders om slaven van de Afrikaanse stammen te kopen.
A
goud
B
geweren
C
kralen
D
katoen
Slide 21 - Quizvraag
Welke Nederlandse provincie deed het meest aan slavanhandel
A
Zeeland
B
Friesland
C
Noord-Holland
D
Zuid-Holland
Slide 22 - Quizvraag
Hoeveel procent van de slaven kwamen om tijdens de slavenhandel van de Nederlanders?
A
52%
B
3%
C
46%
D
13%
Slide 23 - Quizvraag
Bekijk de prent.
Welke zin over de prent is juist?
A
De tekenaar was een voorstander van de standenmaatschappij.
B
De tekening is getekend na de Franse Revolutie.
C
De tekening is getekend voor de Franse Revolutie.
D
Geen van de genoemde zinnen over de prent is juist.
Slide 24 - Quizvraag
Europa
Afrika
Amerika
Sleep de producten naar het juiste werelddeel binnen de driehoekshandel
Spiegeltjes
Sierraden
Geweren
Slaven
Suiker
Katoen
Koffie
Cacao
Slide 25 - Sleepvraag
Slavernij
Slide 26 - Tekstslide
Deze vraag gaat over tijdvak 7.
Welke zin is juist?
A
Rousseau beweerde dat vorsten hun macht van God hadden gekregen.
B
Verlichte denkers dachten dat zij de maatschappij gingen verbeteren.
C
Het tijdvak Pruiken & Revoluties eindigt rond het jaartal 1700.
D
Geen van de genoemde zinnen is juist.
Slide 27 - Quizvraag
Bekijk de afbeelding.
Welke naam hoort bij het rode kruisje te staan?
De gebeurtenis vond in Parijs plaats in 1793.
A
Lodewijk XVI
B
Napoleon Bonaparte
C
Robespierre
D
Rousseau
Slide 28 - Quizvraag
Het tijdvak Pruiken & Revoluties.
Wanneer eindigt dit tijdvak?
A
Rond 1600
B
Rond 1700
C
Rond 1800
D
Rond 1900
Slide 29 - Quizvraag
Welke zin over Frankrijk in de 18e eeuw is juist?
A
De Franse maatschappij was verdeeld in twee standen.
B
Frankrijk was rijker dan Nederland en Groot-Brittannië.
C
In de pruikentijd droegen alle Fransen een pruik.
D
In Frankrijk hadden adel en geestelijkheid voorrechten.
Slide 30 - Quizvraag
In 1791 werd Frankrijk een ........... monarchie.
A
constitutionele
B
revolutionaire
C
republikeinse
D
koninklijke
Slide 31 - Quizvraag
De Franse Revolutie was een ....... en een ...... verandering.
Welke twee woorden horen op de stippellijntjes te staan?
A
economische en culturele
B
economische en sociale
C
politieke en culturele
D
politieke en sociale
Slide 32 - Quizvraag
Deze vraag gaat over de Bataafse Revolutie in Nederland.
Wat veranderde bij de Bataafse Revolutie in 1795?
A
Er werd een parlement (de Nationale Vergadering) gekozen
B
Willem V vluchtte naar Frankrijk
C
Patriotten keerden terug in Nederland met het Pruisisch leger
D
Patriotten riepen de Bataafse monarchie uit.
Slide 33 - Quizvraag
Waardoor werden de zuidelijke staten in de VS gedwongen slavernij af te schaffen?
A
Abolitionisten hielpen slaven uit het zuiden ontsnappen naar het noorden.
B
De noordelijke staten waren rijker dan de zuidelijke staten.
C
De roman van Harriet Beecher Stowe leidde tot een toename van het aantal abolitionisten.
D
De zuidelijke staten verloren de burgeroorlog van de noordelijke staten.
Slide 34 - Quizvraag
Deze opdracht gaat over ideeën over slavernij.
Welke zin is ONJUIST?
A
Christenen waren tegenstanders van slavernij, want de Bijbel verbiedt het.
B
De verlichting gaf aanleiding tot de afschaffing van de slavernij.
C
Het abolitionisme streefde naar afschaffing van zowel slavernij als slavenhandel.
D
Geen van de zinnen is onjuist
Slide 35 - Quizvraag
Deze vraag gaat over de afschaffing van de slavernij.
Welke zin over de bron is juist?
A
De bron is een voorbeeld van de manier waarop de meeste slavenhouders omgingen met hun slaven.
B
De maker van deze bron heeft geen mening over de gebeurtenis die hij heeft afgebeeld.
C
De slaven op deze afbeelding kregen hun vrijheid van de Fransen.
D
Geen van de genoemde zinnen is juist.
Slide 36 - Quizvraag
Maak de zin af:
In 1787 kregen de Verenigde Staten een grondwet en werd het officieel een ....
A
federale republiek
B
constitutionele monarchie
C
dictatuur
D
geen van de genoemde antwoorden is juist.
Slide 37 - Quizvraag
Deze vraag gaat over de eerste democratische grondwet in de Verenigde Staten (in 1787).
Welke zin over de staatsvorm (vanaf 1787) van de Verenigde Staten (= VS) is juist?
A
De eerste staten in noordoosten van de VS mochten niets zelf bepalen.
B
De centrale overheid bepaalde zaken die voor alle eerste staten in het noordoosten belangrijk waren.
C
De vorst moest zich aan de grondwet houden.
D
Geen van de genoemde zinnen is juist.
Slide 38 - Quizvraag
Deze vraag gaat over de staatsvorm van de Verenigde Staten. Koppel de woorden aan de linker kant met de juiste woorden aan de rechter kant door te slepen: