2ASW: Actieve en passieven zinnen + handelend voorwerp

Actieve & passieve zinnen 
+
handelend voorwerp
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSecundair onderwijs

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Actieve & passieve zinnen 
+
handelend voorwerp

Slide 1 - Tekstslide

Dit kan je op het einde van de les


  • Je kent het verschil tussen actieve en passieve zinnen
  • Je kan in eigen woorden uitleggen wat een handelend voorwerp is
  • Je kan zinnen omzetten

Slide 2 - Tekstslide

Pascale schenkt een chocomelk in voor Markske

Slide 3 - Tekstslide

Wanneer actief?

Het onderwerp voert de handeling uit 
=> Pascale schenkt de chocomelk voor Markske in. 

Slide 4 - Tekstslide

De chocomelk wordt door Pascale voor Markske ingeschonken

Slide 5 - Tekstslide

Wanneer passief?
Het onderwerp ondergaat de handeling
=> De chocomelk wordt ingeschonken
De handeling komt op de voorgrond te staan 
=> de chocomelk en niet Pascale

Slide 6 - Tekstslide

Wanneer passief?
Gebruik van de hulpwerkwoorden worden (OV) en zijn (V)
=> De chocomelk wordt ingeschonken
Soms een handelend voorwerp
=> De chocomelk wordt door Pascale voor Markske ingeschonken

Slide 7 - Tekstslide

Actief of passief?

ACTIEVE zin = waarin iemand of iets een actie doet. 
Bijvoorbeeld: 'Pascale schenkt een chocomelk in voor Markske.' 

PASSIEVE zin = dat iemand of iets een actie ondergaat.
Bijvoorbeeld: 'Een chocomelk wordt door Pascale voor Markske ingeschonken.'

Slide 8 - Tekstslide

Handelend Voorwerp?
Het handelend voorwerp (HV) doet de actie in een passieve zin.
 => Het zinsdeel begint altijd met'door'. 
Voorbeeld: "De chocomelk wordt door Pascale ingeschonken". 
=> Pascale is het HV.
Opgelet! Niet elk zinsdeel dat begint met door is een handelend voorwerp

Slide 9 - Tekstslide

Handelend voorwerp
Opgelet! Niet elk zinsdeel dat begint met door is een handelend voorwerp
Door de krachtige wind is Markske weggeblazen
=> bijwoordelijk bepaling (oorzaak)

Slide 10 - Tekstslide

 Actief of passief?
1: Onderwerp voert handeling uit => actief
    Onderwerp ondergaat handeling => passief 


2: Hulpwerkwoorden worden en zijn

3: Handelend voorwerp?

Slide 11 - Tekstslide

Stappenplan HV?
1: Zin actief of passief?
  • Actief? => GEEN handelend voorwerp (HV)
  • Passief? => zie 2

2. 'Door' in de zin?
  • zinsdeel met 'door' voert handeling (pv + vd) uit? => HV
  • zinsdeel met 'door' voert handeling niet uit? => géén HV

Slide 12 - Tekstslide

Zinnen omdraaien
Je kunt een actieve zin passief maken en andersom. 

=> Bij actieve zinnen maak je het lijdend voorwerp het nieuwe onderwerp. 

=>Bij passieve zinnen wordt het handelend voorwerp het nieuwe onderwerp.

Slide 13 - Tekstslide

Van actief naar passief
Pascale schenkt een chocomelk in voor Markske
=> Het lijdend voorwerp wordt het nieuwe onderwerp
Een chocomelk
=> Gebruik worden of zijn
wordt
=> Zoek het onderwerp en voeg 'door' toe
door Pascale (handelend voorwerp)
=> Plaats de resterende zinsdelen erbij
voor Markske ingeschonken

Slide 14 - Tekstslide

Van passief naar actief
De chocomelk wordt door Pascale voor Markske ingeschonken
Het handelend voorwerp wordt onderwerp
Pascale
Het onderwerp wordt het lijdend voorwerp
=> Pascale schenkt voor Markske een chocomelk in

Slide 15 - Tekstslide

Stappenplan: zinnen omzetten
1: Onderwerp?

2: Actief of passief?

Slide 16 - Tekstslide

Actief?

3: Lijdend Voorwerp? (LV)

4: Herschrijf zin
  • LV wordt onderwerp
  • onderwerp wordt HV

5: Controleer werkwoordtijd




Passief?

3: Handelend voorwerp? (HV)

4: Herschrijf zin
  • HV wordt onderwerp
  • onderwerp wordt LV

5. Controleer werkwoordtijd

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Herschrijf de zin Na het feestje brengt een taxi Jordy naar huis" in PASSIEVE vorm.

Slide 20 - Open vraag

Herschrijf de zin "Mijn pluspapa leest mijn huiswerk na" in PASSIEVE ZIN vorm

Slide 21 - Open vraag

Herschrijf de zin "De man op de derde rij wint de prijs"

Slide 22 - Open vraag

De taart wordt door de bakker gemaakt.

Slide 23 - Open vraag

Oefeningen in de cursus/bundel

  •  pg 217-220
  • oefeningen 9 en 10

Slide 24 - Tekstslide