(1) Grammatica: woordsoorten zn en lw

Welkom terug
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom terug

Slide 1 - Tekstslide

Weekplanning
Grammatica woordsoorten H1: zelfstandige naamwoorden en lidwoorden

Schrijven H2: een alinea schrijven

Why I love or hate this book

Vandaag



Les 2, week 10

Les 3, week 10

Slide 2 - Tekstslide

Redekundig ontleden (zinsdelen)
  • Persoonsvorm (pv)
  • Onderwerp (ow)
  • Werkwoordelijk gezegde (wg)
  • Lijdend voorwerp (lv)
  • Meewerkend voorwerp (mv)
  • Bijwoordelijke bepaling (bwb)


Slide 3 - Tekstslide

Taalkundig ontleden (woordsoorten)
  • Zelfstandig naamwoord en lidwoord (zn en lw)
  • Bijvoeglijk naamwoord (bn)
  • Zelfstandig- en hulpwerkwoord (zww en hww)
  • Aanwijzend en vragend voornaamwoord aanw. vnw en vr. vnw)
  • Voorzetsel (vz)
  • Bijwoord (bw)


Slide 4 - Tekstslide




LESDOEL:
  • Je weet wat zelfstandige naamwoorden zijn en hoe je ze kunt herkennen
  • Je kent bepaalde en onbepaalde lidwoorden

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Lidwoord (lw)
Het Nederlands kent drie lidwoorden (lw): de, het, een

de (jongen)
het (meisje)
een (kind) 

Slide 7 - Tekstslide

LW deel 2
De drie lidwoorden worden verdeeld in

bepaalde lidwoord (blw): de, het (geeft één speciaal ding aan)

onbepaalde lidwoord
: een (kan elke willekeurig ding zijn)

Slide 8 - Tekstslide

De lidwoorden 'de' en 'het' zijn ... lidwoorden.
A
bepaalde (staan)
B
onbepaalde (zitten)

Slide 9 - Quizvraag

Welk lidwoord is het onbepaald lidwoord?
A
de (staan)
B
het (zitten)
C
een (staan op stoel)

Slide 10 - Quizvraag

zelfstandig naamwoord?
A
Jan (zitten op tafel)
B
in (staan op tafel)
C
de (zitten)
D
mooie (zitten op tafel)

Slide 11 - Quizvraag

Nieuw hoofdstuk: lidwoorden en zelfstandig naamwoorden.

Wat is een zelfstandig naamwoord?
timer
0:20
A
een naam (staan op tafel)
B
zelfde als 'de, het, een' (zitten op tafel)
C
mens, dier, plant of ding (zitten op de grond)
D
Wie of wat (staan op stoel)

Slide 12 - Quizvraag

Wat heb je geleerd? 1a

Slide 13 - Tekstslide

Wat heb je geleerd? 1b

Slide 14 - Tekstslide

Wat heb je geleerd? 1c

Slide 15 - Tekstslide

Weekwerk grammatica
Waar? 
Bladzijde 30-31

Welke opdrachten?
1, 2 en 4. Extra uitdaging nodig? Opdracht 5


Is dit huiswerk voor de volgende keer?
Aan het einde van de week krijg je de antwoorden en ga jezelf na of je het goed hebt gemaakt of niet.
stopwatch
00:00

Slide 16 - Tekstslide