Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Artistiek Inzicht Begrip en kennisvragen
Artistiek Inzicht
spel en theaterbegrippen
Proef op de som!
1 / 50
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Keuzedeel Artistiek Inzicht
MBO
Studiejaar 2
In deze les zitten
50 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslide
.
Lesduur is:
50 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Artistiek Inzicht
spel en theaterbegrippen
Proef op de som!
Slide 1 - Tekstslide
Wat is fysiek?
A
Houding en beweging
B
Stem, houding en gezicht
C
Gezichtsuitdrukkingen
D
Emoties zichtbaar en hoorbaar
Slide 2 - Quizvraag
Wat is mimiek?
A
Mime technieken
B
Gezichtsuitdrukkingen
C
Lichaamshouding
D
Pantomime ( concreet uitbeelden)
Slide 3 - Quizvraag
Leg uit wat dramatiseren is.
A
Een tragedie van een stuk maken
B
Vorm van toneelspelen waarbij spelers onvoorbereid zijn
C
Theatraal vormgeven van een verhaal of idee
D
Een toneelstuk maken vanuit een bestaande toneeltekst
Slide 4 - Quizvraag
Wat betekent ensceneren?
A
Mise-en-scène
B
In scène zetten
C
Een eigen scène schrijven
D
Dramatiseren van een scène
Slide 5 - Quizvraag
Wat zijn de verschillende manieren om tot een theatervoorstelling te komen?
A
Dramatiseren, ensceneren en improviseren
B
Dramatiseren, improviseren en theatraliseren
C
Ensceneren en dramatiseren
D
Toneeltekst, impro en solo
Slide 6 - Quizvraag
Wat zijn theatrale middelen?
A
Wie, wat, waar, waarom en waardoor?
B
Spelgegevens, enscenering en materiële vormgevingsmiddelen
C
Middelen om het theaterstuk naar een hoger plan te tillen
D
Vormgegeven van een theaterstuk
Slide 7 - Quizvraag
Wat zijn Spelgegevens?
A
De gegevens die de acteur nodig heeft om zijn spel te verbeteren.
B
Spelaanwijzingen van de regisseur
C
De 5w's: rol, actie, ruimte, motief en tijd
Slide 8 - Quizvraag
Hoeveel materiële vormgevingsmiddelen zijn er?
A
6
B
4
C
7
D
5
Slide 9 - Quizvraag
Wat kun je zeggen over decor?
A
Kleur, vorm, materiaal, grootte, plaatsing in de ruimte ( sfeer)
B
Kleur, plastic, hout, handgemaakt, fabriekskeurmerk ( merk)
C
Functie, kleur, sfeer, effect,
D
Vorm, materiaal, functie, effect, maker ( plaatsing)
Slide 10 - Quizvraag
Wat bedoelen we met kap en grime?
A
Verkleedspullen
B
Kapsels, schmink en make up
C
Make up en maskers
D
Make up artist
Slide 11 - Quizvraag
Wat is mise-en-scène?
A
Positie/beweging op het speelvlak
B
Positie/beweging ten op zichtte van de ander
C
Handelingen
D
Positie ten opzichte van medespelers, decor en hoe ik handel in de ruimte
Slide 12 - Quizvraag
Wat is het motorisch moment?
A
Start conflict
B
Start actie
C
Einde actie
D
Afloop
Slide 13 - Quizvraag
Hoe kun je spanning in een scène vergroten?
A
Conflict vergroten en vechtscene
B
Conflict vergroten, publiek meer informatie geven en climax uitstellen
C
Publiek meer informatie geven dan de personages en climax uitstellen
D
Climax uitstellen en stilte inzetten
Slide 14 - Quizvraag
Wat is expressie?
A
Uitdrukking
B
Geloofwaardigheid
C
Verbeelding
D
Non verbaal spel
Slide 15 - Quizvraag
Verbaal is...
A
Mimiek, lichaamshouding, beweging en intonatie
B
Intonatie en tekst
C
Mimiek, fysiek en stem
D
Tekst
Slide 16 - Quizvraag
Wat is een actie?
A
Het moment dat het stuk begint.
B
Zichtbare ( en hoorbare-) start van de tekst
C
Zichtbare handeling op de filmset
D
Zichtbare handeling tijdens spel
Slide 17 - Quizvraag
Wat is een Afgang?
A
Het verlaten van het toneel door de acteur
B
Als je wordt uitgejoeld.
C
Slechte recensie van het theaterstuk
D
Een acteur met een black out
Slide 18 - Quizvraag
Wat is een black out?
A
Een acteur met een afgang
B
Een Donkerslag op het podium
C
Dat een acteur het even helemaal kwijt is.
D
Zowel Donkerslag, als het niet meer weten.
Slide 19 - Quizvraag
Wat is een attribuut?
A
Een rekwisiet
B
Hulpmiddel die een rol ondersteunt
C
Spullen die typisch bij een personage horen
D
Decorstuk
Slide 20 - Quizvraag
Wat is blokkeren?
A
Decor voor de nooduitgang hebben staan
B
Niet reageren op een spelimpuls van de tegenspeler
C
Het niet meer weten, start black out.
D
Technische storing tijdens het stuk
Slide 21 - Quizvraag
Drama is afgeleid van het Griekse “dran”. Waar staat dat voor?
A
Uitbeelden
B
Inleven
C
Handelen
D
Toneelspelen
Slide 22 - Quizvraag
Wat is een impuls?
A
Eerste idee of ingeving
B
Zelf beginnen met spelen of aan andere spelers spelaanbod geven.
C
Eerste reactie op een actie, maar daar niets mee doen
D
Actie op reactie
Slide 23 - Quizvraag
Wat is jabbertalk?
A
Een Engels accent
B
Een geheel theaterstuk in accent spelen
C
Interview om personage verder uit te diepen.
D
Zelf verzonnen taal
Slide 24 - Quizvraag
Wat verstaan we onder het motief? (Het waarom?)
A
Doel of aanleiding voor het handelen van een personage
B
Motie aannemen
C
Inspiratie om het spel van het personage te vergroten
D
Een publiek motiveren mee te gaan in de denkwijze van de acteur
Slide 25 - Quizvraag
Wat is een spelwerkelijkheid?
A
Een ‘doen alsof’ werkelijkheid
B
Het verschil tussen realiteit en werkelijkheid
C
De werkelijkheid die zich naast het podium afspeelt
D
Spelen met de werkelijkheid
Slide 26 - Quizvraag
Wat is status?
A
Machtsverhouding tussen 2 of meer spelers.
B
Hoe een personage erbij loopt
C
Hoe een rol zich verhoudt tot de ander
D
Essentieel op social media
Slide 27 - Quizvraag
Wat is een type(-tje)
A
Personage omschrijving
B
Personage die met grote gebaren speelt en met accent spreekt
C
Personage van wie maar een karaktertrek is uitgewerkt
D
Personage uit de commedia dell’arte
Slide 28 - Quizvraag
Welke 4 groepen van kunstdisciplines zijn er?
A
Beeldend, literatuur, dans en cabaret
B
Dans, theater, muziek en beeldend
C
Literatuur, dans, theater en muziek
D
Theater, literatuur, dans en mode
Slide 29 - Quizvraag
Wat is kenmerkend voor slapstick?
A
Praten met accent
B
Lompe en seksuele grappen
C
Veel gooi- en smijtwerk
D
Handtastelijkheden, lawaai en platvloerse komedie
Slide 30 - Quizvraag
Wat is locatietheater?
A
Een theaterstuk, waarbij de locatie centraal staat,
B
Wanneer een toneelstuk op een andere locatie dan het theater wordt gespeeld
C
Een theaterstuk waarbij de acteurs de locatie uitvoerig uitbeelden
D
De locatie van het theater
Slide 31 - Quizvraag
Wat is pantomime?
A
Een pan als rekwisiet voor de acteur
B
Mimespel tussen mannen
C
Uitbeelden van het onzichtbare
D
Een figuratieve en illustratieve vorm van mime
Slide 32 - Quizvraag
Wat is een tableau vivant?
A
Freeze
B
Een Franse term voor theatertechniek
C
slow motion
D
een 'bevroren' beeld
Slide 33 - Quizvraag
Wat is een bijrol?
A
De kleinste rol in een stuk/film
B
Ondergeschikte rol in een toneelstuk/film
C
De tweede man naast de hoofdpersoon
D
Een understudy voor de hoofdrol van een stuk/film
Slide 34 - Quizvraag
Wat betekent Tableau vivant letterlijk?
A
stilstaand beeld
B
levend schilderij
C
mooie foto
D
een levend tafelbeeld
Slide 35 - Quizvraag
Wat is een dialoog?
A
Samenspraak van 2 personages
B
Stuk tekst geschreven voor een Solo
C
Een stuk tekst, hardop gelezen door 2 acteurs
D
Index van het stuk
Slide 36 - Quizvraag
Wat is de generale repetitie?
A
Laatste repetitie voor de première
B
Première
C
Eerste doorloop met alle vormgeving
D
Try out
Slide 37 - Quizvraag
Wat is een klankkleur?
A
Specifieke eigen klank van een stem
B
Interpretatie van de tekst
C
De kleur die je geeft aan je tekst
D
Timbre
Slide 38 - Quizvraag
Wat is een monoloog?
A
Stuk tekst tussen 2 personages
B
Aaneengesloten tekst door 1 persoon voorgedragen
C
solo
D
Stuk tekst waarbij de hoofdpersoon het motorisch moment in zet
Slide 39 - Quizvraag
Waaruit bestaat een rolbiografie?
A
Feitelijk informatie en fysieke eigenschappen: uiting van achtergrond .
B
Feitelijk informatie: wie is het personage en hoe is dat zo gekomen?
C
Karaktereigenschappen: dromen, verleden en irritaties
D
Karaktereigenschappen, fysieke eigenschappen en feitelijke informatie
Slide 40 - Quizvraag
Wat is een subtekst?
A
Onderliggende gevoelens, ideeën etc, die niet in de tekst staan.
B
Wat je denkt maar niet uitspreekt.
C
Wat er eigenlijk echt bedoeld wordt met de tekst.
D
De bedoeling van de regisseur.
Slide 41 - Quizvraag
Wat is binnentaal?
A
Onderliggende gevoelens, ideeën etc, die niet in de tekst staan.
B
Wat je denkt maar niet uitspreekt.
C
Wat er eigenlijk echt bedoeld wordt met de tekst.
D
De bedoeling van de regisseur.
Slide 42 - Quizvraag
Wat doet een souffleur?
A
Regisseur assisteren bij de repetities
B
Tekst meelezen en voor zeggen, indien nodig.
C
Technisch ondersteuning verzorgen
D
Productionele taken, zoals het klaarleggen van de kostuums en make up
Slide 43 - Quizvraag
Wat bedoelen we met de Vierde wand?
A
Achterwand
B
Wand, waar de coulissen naartoe gaan bij decorwissel
C
Denkbeeldige wand tussen podium en publiek
D
Zijwand, waar vanuit de techniek is opgesteld
Slide 44 - Quizvraag
Wat is een coulisse?
A
De achterwand waar je afgaat.
B
Waar je staat te wachten, voordat je op moet.
C
Beweegbaar zijstuk van een toneeldecor
D
Persoon die je helpt met de tekst, wanneer je een black out hebt.
Slide 45 - Quizvraag
Wat is een cue?
A
Een attribuut van een clown
B
Donkerslag
C
Aanvang van het stuk
D
Een teken, waardoor je weet dat je op moet/ iets moet instarten
Slide 46 - Quizvraag
Wat is een metafoor?
A
Beeldspraak die verwijst naar de werkelijkheid
B
Metamorfose van een personage
C
Metamorfose zichtbaar in mimiek en fysiek
D
Grootse aankondiging van een stuk
Slide 47 - Quizvraag
Wat is een try out?
A
Laatste doorloop voor de première
B
Proefvoorstelling van een stuk.
C
Vertoning van een stuk aan extern publiek
D
Generale repetitie
Slide 48 - Quizvraag
Wat is een speciaaltje?
A
Een rekwisiet speciaal voor de hoofdpersoon
B
Een toi toi toi kadootje voor de aanvang van de première
C
Een speciale uitvoering van een theaterstuk of film.
D
Een spot die personen of voorwerpen apart belicht.
Slide 49 - Quizvraag
Ik vond deze vragen...
Slide 50 - Poll
Meer lessen zoals deze
Theaterbegrippen meerkeuze
Mei 2023
- Les met
25 slides
Drama
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
Theaterbegrippen meerkeuze
Januari 2021
- Les met
36 slides
Drama
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
Theaterbegrippen 2 meerkeuze-bovenbouw
Augustus 2021
- Les met
42 slides
Drama
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 4
Theaterbegrippen 2 meerkeuze-bovenbouw
Juni 2022
- Les met
45 slides
Drama
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 4
Tableaux Vivant
Oktober 2024
- Les met
29 slides
Kunst
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Kua Theater Klas 1
Mei 2021
- Les met
11 slides
Culturele en kunstzinnige vorming
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Kua Theater les 1 Klas 1
November 2022
- Les met
20 slides
Culturele en kunstzinnige vorming
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Theater!
November 2021
- Les met
24 slides
ckv
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3