3 GT Mock test chapter 2 & 3

Mock test Engels Chapter2 & 3
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Mock test Engels Chapter2 & 3

Slide 1 - Tekstslide

Vertaal:
court

Slide 2 - Open vraag

Vertaal:
according

Slide 3 - Open vraag

Vertaal:
experience

Slide 4 - Open vraag

Vertaal:
apart from

Slide 5 - Open vraag

Vertaal:
punish

Slide 6 - Open vraag

Vertaal:
slechts

Slide 7 - Open vraag

Vertaal:
uitvogelen

Slide 8 - Open vraag

Vertaal:
samenleving

Slide 9 - Open vraag

Vertaal:
misdaad

Slide 10 - Open vraag

Vertaal:
pad

Slide 11 - Open vraag

Vertaal:
inclusief

Slide 12 - Open vraag

Prepositions:
We visit my grandparents ___ 1 January.
A
on
B
in
C
at

Slide 13 - Quizvraag

Prepositions:
I am ___ the station.
A
on
B
in
C
at

Slide 14 - Quizvraag

Prepositions:
My phone is ___ the table.
A
on
B
in
C
at

Slide 15 - Quizvraag

Prepositions:
I saw my aunt ___ Christmas.
A
on
B
in
C
at

Slide 16 - Quizvraag

Prepositions:
I like to read ___ the bus.
A
on
B
in
C
at

Slide 17 - Quizvraag

Modals:
___ you pass the salt?
A
Shall
B
Will
C
Can

Slide 18 - Quizvraag

Modals:
I___make it to last night's party.
A
was able to
B
must
C
can

Slide 19 - Quizvraag

Modals:
You ___ hand in your test at the end of the lesson.
A
have to
B
must
C
can

Slide 20 - Quizvraag

Vertaal:
unrecognisable

Slide 21 - Open vraag

Vertaal:
make money

Slide 22 - Open vraag

Vertaal:
look up

Slide 23 - Open vraag

Vertaal:
former

Slide 24 - Open vraag

Vertaal:
widely

Slide 25 - Open vraag

Vertaal:
waarschuwing

Slide 26 - Open vraag

Vertaal:
vertegenwoordigen

Slide 27 - Open vraag

Vertaal:
herbruikbaar

Slide 28 - Open vraag

Vertaal:
onbekend

Slide 29 - Open vraag

Vertaal:
be stuck

Slide 30 - Open vraag

Vertaal:
tell the difference

Slide 31 - Open vraag

Adjective / adverb
You sound happy / happily.
A
happy
B
happily

Slide 32 - Quizvraag

Adjective / adverb
I ran quick / quickly to the station.
A
quick
B
quickly

Slide 33 - Quizvraag

Adjective / adverb
Julia is a careful / carefully person.
A
careful
B
carefully

Slide 34 - Quizvraag

Adjective / adverb
She is a very warm / warmly person.
A
warm
B
warmly

Slide 35 - Quizvraag

Adjective / adverb
She answered clever / cleverly.
A
clever
B
cleverly

Slide 36 - Quizvraag

Adjective / adverb
I speak English well / good.
A
well
B
good

Slide 37 - Quizvraag

Adjective / adverb
The music was beautiful / beautifully.
A
beautiful
B
beautifully

Slide 38 - Quizvraag

Adjective / adverb
He put the dishes away tidy / tidily.
A
tidy
B
tidily

Slide 39 - Quizvraag

To be - .../... - ... - ...

Slide 40 - Open vraag

... - went - ... - ...

Slide 41 - Open vraag

to sell - ... - ... - ...

Slide 42 - Open vraag

... - ...- ... - zwemmen

Slide 43 - Open vraag

That's all folks!

Slide 44 - Tekstslide