Wisselkoersen

1 / 22
volgende
Slide 1: Video
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

Wat bepaalt de wisselkoers van de euro?

De wisselkoers is de ‘prijs’ van een valuta.

De ‘prijs’ (koers) wordt, net als bij een ‘gewoon’ product bepaald door ....................... en .......................... .

Slide 2 - Tekstslide

Wat bepaalt de wisselkoers van de euro?

De wisselkoers is de ‘prijs’ van een valuta.

De ‘prijs’ (koers) wordt, net als bij een ‘gewoon’ product bepaald door vraag en aanbod.

Slide 3 - Tekstslide

Voorbeeld
De pond/euro koers is de wisselkoers van het pond ten opzichte van de euro: £ 1 = € 1,40. Dit wil zeggen 1 pond ‘kost’ 1,40 euro.
Als even later de koers van het pond verandert, bijvoorbeeld £ 1 = € 1,50, dan is het pond dus ...................... geworden. Het pond is dus ................... waard geworden. Dit noemen we ...................................................... .

Slide 4 - Tekstslide

Voorbeeld
De pond/euro koers is de wisselkoers van het pond ten opzichte van de euro: £ 1 = € 1,40. Dit wil zeggen 1 pond ‘kost’ 1,40 euro.
Als even later de koers van het pond verandert, bijvoorbeeld £ 1 = € 1,50, dan is het pond dus ‘duurder’ geworden. Het pond is dus meer waard geworden. Dit noemen we appreciatie.

Slide 5 - Tekstslide

Het enige verschil met een ‘gewoon’ product is dat de vraag naar de ene munt altijd samengaat met aanbod van een andere munt.


Als je bijvoorbeeld euro’s omwisselt voor ponden, ben je ............................ van euro’s en .............................. van ponden.

Slide 6 - Tekstslide

Het enige verschil met een ‘gewoon’ product is dat de vraag naar de ene munt altijd samengaat met aanbod van een andere munt.


Als je bijvoorbeeld euro’s omwisselt voor ponden, ben je aanbieder van euro’s en vrager van ponden.

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeeld

Als pond meer waard wordt in euro’s, wordt euro minder waard in ponden.

£ 1 = € 1,40     € 1 = £ ......
£ 1 = € 1,50     € 1 = £ ......

1 euro ‘kost’ minder, dus de euro daalt in waarde. Dit noemen we een ............................................ .

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeld

Als pond meer waard wordt in euro’s, wordt euro minder waard in ponden.

£ 1 = € 1,40     € 1 = £ 0,71
£ 1 = € 1,50     € 1 = £ 0,67

1 euro ‘kost’ minder, dus de euro daalt in waarde. Dit noemen we een depreciatie.

Slide 9 - Tekstslide

Het evenwicht

Daar waar vraag = aanbod

(van één munt) is er sprake

van een evenwichtsprijs.

Net als bij een ‘gewoon’

product zal de evenwichtskoers

(-prijs) pas veranderen als de

vraag- of aanbodlijn verandert.

Slide 10 - Tekstslide

Vaste wisselkoersen

Het grootste voordeel van een vaste wisselkoers is dat er geen wisselkoersrisico meer is.


Mensen die handelen met het buitenland hebben dus minder ......................................... en dit is bevorderlijk voor de internationale handel.

Slide 11 - Tekstslide

Vaste wisselkoersen

Het grootste voordeel van een vaste wisselkoers is dat er geen wisselkoersrisico meer is.


Mensen die handelen met het buitenland hebben dus minder onzekerheid en dit is bevorderlijk voor de internationale handel.

Slide 12 - Tekstslide

Beïnvloeden wisselkoers door centrale bank

Bij een systeem van vaste wisselkoersen mag de wisselkoers niet afwijken van een bepaalde vastgestelde koers.

Als de wisselkoers dreigt te veranderen, moet de centrale bank ingrijpen. Een centrale bank kan (in grote lijnen) op twee manieren ingrijpen om de koers van een valuta te beïnvloeden: aankopen / verkopen valutamarkt of rente aanpassen.

Slide 13 - Tekstslide

Maken opdracht 18 
Klaar? Dan doorlezen paragraaf 1.4 
timer
10:00

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Voorbeeld: overschot op de BB
Wanneer een land een overschot op de betalingsbalans heeft, ontvangt het land in meer geld uit het buitenland dan dat zij in die periode moeten betalen aan het buitenland. 
Er wordt dan per saldo geld ontvangen uit het buitenland.

Slide 16 - Tekstslide

Iedereen die geld ontvangt uit het buitenland wil graag betaald worden in de eigen munt. Daarom moet het buitenland haar eigen munten omruilen. Die vreemde valuta komen op die manier terecht in de valutareserve bij de Centrale Bank.

Slide 17 - Tekstslide

Betalingsbalans en wisselkoers

Invloed betalingsbalans op wisselkoers:

De uitgavenkant zorgt voor vraag naar vreemde valuta en aanbod van euro’s. Gevolg: depreciërende werking op de euro.

De inkomstenkant zorgt voor vraag naar euro’s en aanbod van vreemde valuta. Gevolg: appreciërende werking op de euro.

Slide 18 - Tekstslide

Invloed wisselkoers op betalingsbalans
:

Stel euro deprecieert. Dan wordt voor het buitenland de euro goedkoper en dus wordt import uit het eurogebied goedkoper. Hierdoor zal de export van het eurogebied stijgen. De lopende rekening verbetert (inkomsten stijgen).
Ook zal door een depreciërende euro de import van het eurogebied uit andere landen duurder worden en dus dalen. De uitgavenkant van de lopende rekening zal dan dalen. Dus ook hierdoor verbetert de lopende rekening.

Slide 19 - Tekstslide

Oefenopgave 2: wisselkoers en BB
Stel dat de euro apprecieert. 
Wat gebeurt er met de lopende rekening van de betalingsbalans en waarom?

Slide 20 - Tekstslide

Uitwerking oefenopgave 2
Als de euro apprecieert, wordt voor het buitenland de euro - en dus de import - duurder. Hierdoor zal de export van het eurogebied dalen. De lopende rekening verslechtert (inkomsten dalen).
Ook zal door een appreciërende euro de import van het eurogebied uit andere landen goedkoper worden en dus stijgen. De uitgavenkant van de lopende rekening zal dan stijgen. Dus ook hierdoor verslechtert de lopende rekening.

Slide 21 - Tekstslide

Wisselkoers en betalingsbalans 
Positief saldo -> wisselkoers apprecieert -> export daalt import stijgt -> betalingsbalans in evenwicht

Negatief saldo -> wisselkoers deprecieert -> export stijgt import daalt -> betalingsbalans in evenwicht 
Alleen bij variabele wisselkoersen!

Slide 22 - Tekstslide