,

DEF@ctO | VO2 | les 11 | deel 3 | hoofdzinnen en bijzinnen

les 11 deel 3
VO2
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsTaalverzorging+1Middelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Introductie

Doel: ik weet wat hoofdzinnen en bijzinnen zijn. Ik kan de juiste voegwoorden tussen hoofdzinnen en bijzinnen gebruiken. Ik weet hoe de zinsbouw is van een bijzin.

Instructies

In les 7 is geleerd wat de kenmerken zijn van een hoofdzin. De leerlingen leren in deze les wat een bijzin is. Ze leren de juiste signaalwoorden/ voegwoorden gebruiken. Ook leren ze de zinsopbouw als ze een bijzin schrijven.

De les start met een korte herhaling over ‘Wat is een hoofdzin?’.
Daarna wordt de bijzin uitgelegd. Ze leren hoofdzinnen en bijzinnen van elkaar te onderscheiden.
Vervolgens oefenen ze mondeling met het uitbreiden van zinnen en ze geven aan welk deel van een gegeven zin de hoofdzin/ bijzin is.
In een invuloefening in Wordwall vullen ze de juiste voegwoorden in zinnen in.

De les eindigt me twee oefeningen die ze schriftelijk moeten maken.


Instructies

Onderdelen in deze les

les 11 deel 3
VO2

Slide 1 - Tekstslide

Bezoek ook eens onze website:
Les 11 deel 3
Taal
Doel: Ik weet wat hoofdzinnen en bijzinnen zijn.
Ik kan de juiste voegwoorden tussen hoofdzinnen en bijzinnen gebruiken.
Ik weet hoe de zinsbouw is van een bijzin.

Slide 2 - Tekstslide

Bespreek de doelen van deze les.
Even herhalen .....
Een hoofdzin is duidelijk te herkennen:
Er kan niets tussen het onderwerp en de persoonsvorm staan. 
Hij kan een huis kopen.
Zij gaat een boek lezen.

Slide 3 - Tekstslide

In les 6 is de theorie aangeboden over hoofdzinnen
Hoofdzin 


Bijzin


Hoofdzin
Bijzin
- zelfstandige zin
- persoonsvorm (meestal) op de tweede plaats
- afhankelijke zin (kan niet bestaan zonder hoofdzin)
- persoonsvorm (meestal) verder naar achteren

Slide 4 - Tekstslide

Lees samen de uitleg.

* De persoonsvorm (pv) is rood
Voorbeelden hoofdzin
- Ik vertrouw die man niet.
- Je moet die rommel wegooien.

 De persoonsvorm (pv) is oranje

Slide 5 - Tekstslide

Lees samen de voorbeelden. Wijs op de persoonsvorm. Herhaal eventueel hoe je de persoonsvorm kan vinden. De beste manieren zijn van tijd of getal veranderen. De vraagzin maken is niet handig bij samengestelde zinnen.

* De persoonsvorm (pv) is rood
hoofdzin uitbreiden .....
- Ik vertrouw die man niet.
- Je moet die rommel weggooien.

- Ik vertrouw die man niet, omdat hij al vaak gelogen heeft.
- Je moet die rommel weggooien, zodat het weer schoon is.

De zinnen zijn verbonden met een voegwoord. Elke zin heeft een pv.

Slide 6 - Tekstslide

Herhaal wat een voegwoord is.

* De persoonsvorm (pv) is rood
extra tip .....
Als er geen ander zinsdeel tussen het onderwerp en de pv kan staan gaat het om een hoofdzin:

Het tuincentrum sluit om zes uur, hoewel de meeste andere tuincentra langer open blijven.

Probeer maar 'niet' tussen de persoonsvorm en het onderwerp te zetten.

Slide 7 - Tekstslide

Laat 'niet' tussen ow en pv zetten. Zeg de zin hardop.
Samengestelde zin
Een samengestelde zin bevat minimaal één hoofdzin 
en verder één of meer hoofdzinnen en/of bijzinnen.

Slide 8 - Tekstslide

Lees de uitleg samen..
 lk ben jaloers op mijn vriend.
 lk eet alleen maar vis.
 Ik wil goed Nederlands praten.
 Ik ga niet naar mijn werk.
 Morgen maak ik een afspraak met de tandarts.
 De voetbalwedstrijd van vanmiddag gaat niet door.
Breid de zin uit. Let op de zinsopbouw!

Slide 9 - Tekstslide

Doe deze opdracht mondeling.
De leerlingen lezen de zin, zetten er een voegwoord achter en breiden de zin uit.

Welk deel van de zin is de hoofdzin?

De kinderen gaan niet naar buiten, omdat het -15 graden is.
A
De kinderen gaan niet naar buiten
B
omdat het -15 graden is

Slide 10 - Quizvraag

Antwoord: A De kinderen gaan niet naar buiten
Benoem samen de persoonsvorm, het onderwerp en het voegwoord.
Kan je 'niet' tussen ow en pv zetten?
Doe dit bij de hoofdzin en bij de bijzin.



Welk deel van de zin is de hoofdzin?

Hij kon niet werken, omdat hij zo'n pijn had.
A
Hij kon niet werken
B
omdat hij zo'n pijn had

Slide 11 - Quizvraag

Antwoord: A Hij kon niet werken
Benoem samen de persoonsvorm, het onderwerp en het voegwoord.
Kan je 'niet' tussen ow en pv zetten?
Doe dit bij de hoofdzin en bij de bijzin.

Welk deel van de zin is de bijzin?

Omdat ik nog planten moest kopen, kwam ik te laat.
A
Omdat ik nog planten moest kopen
B
kwam ik te laat

Slide 12 - Quizvraag

Antwoord: A Omdat ik nog planten moest kopen
Benoem samen de persoonsvorm, het onderwerp en het voegwoord.
Kan je 'niet' tussen ow en pv zetten?
Doe dit bij de hoofdzin en bij de bijzin.


Welk deel van de zin is de bijzin?

Als het weer zo blijft, kunnen de koeien niet naar buiten.
A
Als het weer zo blijft
B
kunnen de koeien niet naar buiten

Slide 13 - Quizvraag

Antwoord: A Als het weer zo blijft
1 Waarom drink je zoveel water?                                         omdat
2 Wanneer ga je met me naar de film?                                als
3 Wanneer heb je jouw schoenen gekocht?                        toen
4 Sinds wanneer eet je geen mosselen meer?                    sinds
5 Wanneer poets jij je tanden?                                              voordat
6 Waardoor ben je verkouden geworden?                           doordat
7 Wanneer voel jij je op je best?                                           nadat
8 Wanneer ga je naar huis?                                                   zodra
9 Gaat de voetbalwedstrijd vanavond door?                        tenzij
10 Is het zeker dat we morgen gaan zeilen?                        mits
11 Hoe lang blijf je nog bij ons logeren?                              zolang
12 Hoe lang blijf je nog werken bij dat bedrijf?                    tot
Geef antwoord met het gegeven voegwoord. Let op de zinsopbouw!

Slide 14 - Tekstslide

Doe deze opdracht mondeling . Gebruik beurtstokjes / rad met namen om alle leerlingen alert te houden. Geef bij elke vraag even tijd om iedereen een antwoord te laten bedenken. Het lot bepaalt wie zijn antwoord hardop mag zeggen. Als je zie t dat iemand graag zijn antwooord wil delen, dan kan je nog vragen of iemand een erg origineel antwoord heeft bedacht. Zo daag je ze ook uit om creatief te denken.



Hoe is de zin opgebouwd?

Ik ga naar de stad en ik koop een nieuwe vaas.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + hoofdzin

Slide 15 - Quizvraag

Antwoord: A hoofdzin + hoofdzin
check het met 'niet'


Hoe is de zin opgebouwd?

Of ik kan stagelopen bij dat tuincentrum, moet ik nog gaan onderzoeken.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + hoofdzin

Slide 16 - Quizvraag

Antwoord: C bijzin + hoofdzin
Ik heb al online gezocht naar een stageplek, maar ik heb nog niks gevonden.
Hoe is de zin opgebouwd?

Ik heb al online gezocht naar een stageplek, maar ik heb nog niks gevonden.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + hoofdzin

Slide 17 - Quizvraag

Antwoord: A hoofdzin + hoofdzin
Kies het juiste antwoord.


Hoe is de zin opgebouwd?

Ik heb een nieuwe kruiwagen nodig, omdat de oude kapot is gegaan.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + hoofdzin

Slide 18 - Quizvraag

Antwoord: B hoofdzin + bijzin



Hoe is de zin opgebouwd?

Vandaag ga ik de planten eerder water geven, omdat mij dat beter uitkomt.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + hoofdzin

Slide 19 - Quizvraag

Antwoord: B hoofdzin + bijzin
Kan jij de woorden op de juiste plaats zetten?

Slide 20 - Tekstslide

Voegwoorden op de juiste plaats zetten.
wordwall

Hoeveel woorden had je juist gevonden?
010

Slide 21 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Klik op de oefening om te vergroten
Maak de zinnen af in je schrift. 

Slide 22 - Tekstslide

bron: ‘Vlot Nederlands’ van Fros van der Maden (Edutekst 2018/2019). p. 86
Maak de zinnen af in je schrift. 
Klik op de oefening om te vergroten

Slide 23 - Tekstslide

2 Bijvoorbeeld: 1 om een telefoonnummer op te schrijven 2 om een rekening te betalen 3 om een stukje plakband af te knippen 4 om me af te drogen
Meer oefenen en herhalen?
Bestel hier 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tot de volgende keer
bronnen:
naar: ‘Vlot Nederlands’ van Fros van der Maden (Edutekst 2018/2019).   




Slide 25 - Tekstslide

Bezoek onze website: