2025-01-21 ISK-K Thema 2 DISK




Het is vandaag ....
Het is vandaag bewolkt en mistig.
Het is vandaag ... januari.

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2ISK

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les




Het is vandaag ....
Het is vandaag bewolkt en mistig.
Het is vandaag ... januari.

Slide 1 - Tekstslide

Lesplan
  1. Oefenen met woorden Thema 2
  2. Oefening 'Hoe laat is het?'
  3. Oefening Telefoonnummers en Afspraken
  4. Zelfstandig werken: Grammatica (N.B. Seyram en Salwa)
|  DISK | Thema 2

Slide 2 - Tekstslide

Woorden Thema 2
  • Begroeten en afsluiten
  • Delen van de dag
  • Zinnen maken
  • Tegenstellingen

Slide 3 - Tekstslide

Begroeten
  • Hoe begroeten jullie elkaar op school?
  • Hoe begroet je je ouders?
  • Hoe begroet je iemand die je niet kent?

TELEFOON EN MAIL FORMEEL
  • je kunt elkaar niet zien
  • beleefd zijn



Slide 4 - Tekstslide

Delen van de dag
  • 's Ochtends                                             sta ik op.

  • 's Middags                         zit ik op school.

  • 's Avonds                                                   kijk ik tv.

  • 's Nachts                              slaap ik.

Slide 5 - Tekstslide

Delen van de dag
  • 's Ochtends zeg je:                   Goedemorgen!

  • 's Middags zeg je:                     Goedemiddag!

  • 's Avonds zeg je:                        Goedeavond!

  • 's Nachts zeg je:                         Goedenacht! / Welterusten.

Slide 6 - Tekstslide

Tegenstellingen
aardig
onaardig
goed
slecht
moeilijk
makkelijk
samen
alleen
straks
nu
vaak
soms
zonder
met

Slide 7 - Tekstslide

Hoe laat is het?
  • Teken wijzers in de klok.
  • Loop door de klas en vertel
       aan iemand hoe laat het is
  • De ander zegt hoe laat het 
       het op zijn/haar klok is
  • Ruil de briefjes en loop 
       naar iemand anders

Slide 8 - Tekstslide

Wat is je telefoonnummer
De juf geeft een telefoonnummer. Luister goed en schrijf het telefoonnummer op.

Oefen nu met je buurman/buurvrouw.
Lees de instructies (تعليمات) op het papier.

Slide 9 - Tekstslide

Mijn afspraken
  • Vul de agenda in met jouw afspraken.
  • School is ook een afspraak.

Slide 10 - Tekstslide

Vertellen over je afspraken
  • Wanneer?
       * Datum: Op woensdag 22 januari
       * Tijd: van half acht tot tien voor half drie
  • Wat?
       zit ik op school.

Slide 11 - Tekstslide

Zelfstandig werken

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Binnen-buitenkring
Ronde 1: binnekring vraagt:                                Ronde 2: buitenkring vraagt:            
*  Wanneer ben je jarig?                                       *  Wat is je geboortejaar?
B geeft antwoord:                                                   Binnenkring geeft antwoord:
*  Ik ben op ..... jarig.                                               *  Ik ben in ..... geboren.


Slide 14 - Tekstslide

Kalender
zie taalcompleet

  • Welke datum is het vandaag? 
       Het is vandaag ...
  • Welke dag is 12 januari. 
       12 Januari is  een  ... dag
  • Wanneer is het weekend?
       Het is weekend op ... en ...
Agenda
  • dag
  •  week
  • weekend
  • maand
  • jaar

Slide 15 - Tekstslide

Als je klaar bent:

Slide 16 - Tekstslide

Vandaag en morgen
Weet je het nog? 
eergisteren
gisteren
vandaag
morgen
overmorgen

Slide 17 - Tekstslide

Praat samen over de agenda. Wat doe je met een agenda? Wat schrijf je er wel in en wat niet?
Herhaal ook de dagen van de week, tijden, maanden en data.

Slide 18 - Tekstslide

Vragen stellen in tweetallen
Wanneer ...
  • wanneer ben jij jarig? - ik ben op [datum] [maand] jarig
  • wanneer begint de voorjaarsvakantie? - de voorjaarsvakantie begint op [datum] [maand]
  • wanneer moet je daarna weer naar school? - ik moet op [datum] [dag] weer naar school

Slide 19 - Tekstslide

Een maand heeft 4 weken.
Een week heeft 7 dagen.
Een dag heeft 24 uur.
Een uur heeft 60 minuten.
Een minuut heeft 60 seconden.

Slide 20 - Tekstslide

Hoe lang
Vraagt naar
een periode van tijd
secondes, minuten, uren, dagen, weken, maanden, jaren

Hoe lang kan jij je adem inhouden? 
Hoe lang moet jij fietsen naar school? 

Slide 21 - Tekstslide

Eenheden van tijd
1 millennium = 1.000 jaren
1 eeuw        = 100 jaren
1 jaar         = 4 kwartalen
1 jaar         = 12 maanden
1 jaar         = 52 weken
1 jaar         = 365 of 366 dagen
1 kwartaal   = 3 maanden

1 week = 7 dagen
1 dag = 24 uren
1 dag = 1 etmaal
1 uur = 60 minuten
1 uur = 4 kwartier
1 kwartier = 15 minuten
1 minuut = 60 seconden

Slide 22 - Tekstslide

Zet in de goede volgorde:
overmorgen - gisteren - vandaag - morgen - eergisteren

Slide 23 - Open vraag