2025-01-21 ISK-K Holocaust




De dag vandaag is ....
De datum van vandaag ... januari.
Hoe is het weer?

1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2ISK

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les




De dag vandaag is ....
De datum van vandaag ... januari.
Hoe is het weer?

Slide 1 - Tekstslide

Het onderwerp vandaag

Slide 2 - Tekstslide

De Tweede Wereldoorlog
  • 1940 - 1945 (de Eerste Wereldoorlog: 1914-1918)
  • De ergste oorlog ooit: 60 miljoen doden
  • Begonnen door Duitsland: bezetting van Polen, 
       Denemarken, Noorwegen, België en Luxemburg
  • De nazi's - onder leiding van Hitler - waren daar 
       aan de macht
  • Eind van de oorlog: met hulp van Amerika, Canada, 
       Groot-Brittannië en Rusland 

Slide 3 - Tekstslide

Weten julie
  • wat de Holocaust is?
  • wat de Shoah is?

Slide 4 - Tekstslide

Een groep werd door de nazi's
met name (خاصةً ) gediscrimineerd.

  • Zij mochten niet met Duitsers trouwen
  • Zij mochten niet bij de overheid (الحكومة) werken
  • Duitsers mochten niet in Joodse winkels spullen kopen
  • Joden moesten naar speciale buurten (الأحياء) verhuizen

Weet jij welke groep dit was?

Slide 5 - Tekstslide

De Holocaust
  • De systematische (بشكل منهجي) vervolging (مقاضاة) en genocide (إبادة جماعية) van Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog.
  • en ook van zigeuners (الغجر), homo's, gehandicapten (الأشخاص ذوي الإعاقة)
  • Shoah = ramp (كارثة)

Slide 6 - Tekstslide

Waarom?
  • De nazi's vonden deze mensen onzuiver (ملوث) 
  • Het Duitse ras was zuiver en superieur (متفوق على الآخرين)
  • De onzuivere mensen moesten weg 
  • Bijna 13 miljoen mensen gingen dood in concentratiekampen
  • Door:
       - ziekte
       - uitputting (إنهاك)
       - in de gaskamers (غرف الغاز)

Slide 7 - Tekstslide

Auschwitz
  • Het grootste concentratiekamp.
  • Van de 1,3 miljoen mensen zijn er 
       ongeveer 1,1 miljoen om het leven gekomen.
  • Het grootste deel van de slachtoffers 
       stierf in de gaskamers.
  • Daarna werden de lichamen verbrand.

Op 27 januari 1945 werd Auschwitz bevrijd.

Slide 8 - Tekstslide

Film
Auschwitz, ons verhaal.

Persoonlijke verhalen.

Sommige beelden zijn schokkend (صادم)

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Link

Wat heb je geleerd?
Wat wist je nog niet?

Wat is nieuw voor je?

Slide 11 - Tekstslide

Wij mogen dit nooit vergeten

Dit mag nooit meer gebeuren.

Daarom herdenken (للتذكر) wij.

Elk jaar.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Lesplan
  1. Herhalen Woorden thema 2
  2. Oefening Telefoonnummers en Afspraken
  3. Zelfstandig werken: Thema 2, Taak 2 - Een afspraak maken

Slide 14 - Tekstslide

Woorden Thema 2
Waar = staan | niet waar = blijven zitten
  • Als het 15:00 uur is, is het middag.
  • De juf is aardig.
  • Dit is een brief.
  • Nederlands leren is makkelijk.
  • Als je te laat bent, moet je een te-laat-briefje aan de juf geven.
  • Als je koorts hebt, ben je niet ziek.

Slide 15 - Tekstslide

Groeten
Formeel / Beleefd
Informeel

Slide 16 - Tekstslide

Wat is je telefoonnummer
De juf geeft een telefoonnummer. Luister goed en schrijf het telefoonnummer op.

Oefen nu met je buurman/buurvrouw.
Lees de instructies (تعليمات) op het papier.

Slide 17 - Tekstslide

Mijn afspraken
  • Vul de agenda in met jouw afspraken.
  • School is ook een afspraak.

Slide 18 - Tekstslide

Vertellen over je afspraken
Voorbeeld:
  • Wanneer?
       * Datum: Op woensdag 29 januari,
       * Tijd: van half acht tot tien voor half drie,
  • Wat?
       zit ik op school.

Slide 19 - Tekstslide

DISK Thema 2
Bellen en mailen

Slide 20 - Tekstslide

Bellen
Vertel wie je bent.  
  • Hallo, u spreekt met ...
Wat wil je vertellen? Wat is je vraag?
  • Ik kan vandaag niet naar school komen, want ... 
Hoe eindig je het gesprek?
  • Fijne dag/Tot morgen/Tot ziens/ Dag mevrouw/ Dag meneer.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Werken in Disk
Ga allemaal naar Disk thema 2 taak 2.
timer
2:00

Slide 23 - Tekstslide

Thema 2 | taak 2 | opdracht 1
Aram wil een afspraak met de dokter maken en daarom belt hij met de assistente.  

Vul de juiste zinnen in. 
timer
5:00

Slide 24 - Tekstslide

Thema 2 | taak 2 | opdracht 1

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Wanneer ben je jarig?
Ik ben op ... jarig.

Slide 27 - Tekstslide

Vandaag en morgen
Weet je het nog? 
eergisteren
gisteren
vandaag
morgen
overmorgen

Slide 28 - Tekstslide

Kun je je naam spellen?

Slide 29 - Tekstslide

Kun je je naam spellen?
De juf spelt een naam.
Je schrijft de naam in je schrift.

Slide 30 - Tekstslide

Zelfstandig werken

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Kalender
zie taalcompleet

  • Welke datum is het vandaag? 
       Het is vandaag ...
  • Welke dag is 12 januari. 
       12 Januari is  een  ... dag
  • Wanneer is het weekend?
       Het is weekend op ... en ...
Agenda
  • dag
  • week
  • weekend
  • maand
  • jaar

Slide 33 - Tekstslide

Als je klaar bent:

Slide 34 - Tekstslide

Praat samen over de agenda. Wat doe je met een agenda? Wat schrijf je er wel in en wat niet?
Herhaal ook de dagen van de week, tijden, maanden en data.

Slide 35 - Tekstslide

Vragen stellen in tweetallen
Wanneer ...
  • wanneer ben jij jarig? - ik ben op [datum] [maand] jarig
  • wanneer begint de voorjaarsvakantie? - de voorjaarsvakantie begint op [datum] [maand]
  • wanneer moet je daarna weer naar school? - ik moet op [datum] [dag] weer naar school

Slide 36 - Tekstslide

Een maand heeft 4 weken.
Een week heeft 7 dagen.
Een dag heeft 24 uur.
Een uur heeft 60 minuten.
Een minuut heeft 60 seconden.

Slide 37 - Tekstslide

Hoe lang
Vraagt naar
een periode van tijd
secondes, minuten, uren, dagen, weken, maanden, jaren

Hoe lang kan jij je adem inhouden? 
Hoe lang moet jij fietsen naar school? 

Slide 38 - Tekstslide

Eenheden van tijd
1 millennium = 1.000 jaren
1 eeuw        = 100 jaren
1 jaar         = 4 kwartalen
1 jaar         = 12 maanden
1 jaar         = 52 weken
1 jaar         = 365 of 366 dagen
1 kwartaal   = 3 maanden

1 week = 7 dagen
1 dag = 24 uren
1 dag = 1 etmaal
1 uur = 60 minuten
1 uur = 4 kwartier
1 kwartier = 15 minuten
1 minuut = 60 seconden

Slide 39 - Tekstslide

Zet in de goede volgorde:
overmorgen - gisteren - vandaag - morgen - eergisteren

Slide 40 - Open vraag