Negatieve gedachte
Gebeurtenis: Tim moet een presentatie houden.
Gedachte (negatief ): Het zal wel niet lukken en de klas lacht me vast uit.
Gevoel: Tim is zenuwachtig en krijgt buikpijn.
Gedrag: Tim komt niet uit zijn woorden en vergeet wat hij wilde vertellen.
De volgende keer is nog meer gespannen
Positieve gedachteGebeurtenis: Tim moet een presentatie houden.
(Helpende)Gedachte: Iedereen is zenuwachtig voor een spreekbeurt maar ik heb het goed voorbereid
en het enige wat ik kan doen is mijn best.
Gevoel: Tim is positief gespannen.
Gedrag: Tim houdt een goede spreekbeurt. Voortaan heeft hij het vertrouwen dat hij goed is in
het houden van spreekbeurten.