Comparisons

Leerdoelen
Je kunt dingen of personen met elkaar vergelijken (comparisons). 

Kijk in Magister welke opdrachten je kunt maken om aan dit leerdoel te werken
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Leerdoelen
Je kunt dingen of personen met elkaar vergelijken (comparisons). 

Kijk in Magister welke opdrachten je kunt maken om aan dit leerdoel te werken

Slide 1 - Tekstslide

Grammar: Trappen van vergelijking
Om in het Engels dingen met elkaar te vergelijken, gebruik je:
-  de vergrotende trap  of
-  de overtreffende trap


Slide 2 - Tekstslide

1  lettergreep/ 2 lettergrepen eindigend op medeklinker + Y:  Vergrotende trap:

woord +ER
(smart - smarter)
Vaak wordt het woord gevolgd door THAN
Frank is taller than Rob.
(scary - scarier)



Overtreffende trap:

woord +EST
(smart - smartest)
Vaak komt er voor het woord THE te staan
Rob is the tallest boy I know.

(scary - scariest)

Slide 3 - Tekstslide

Woorden van 2 of meer lettergrepen
krijgen GEEN -er of -est,
maar MORE of MOST ervoor!

I am smaller than Frank, but he is more intelligent than I am.

Jason is the sweetest baby I know, Jasmin is 
the most beautiful baby though.


Slide 4 - Tekstslide

Vergrotende + overtreffende trap
klein - kleiner - kleinst(e)
small - smaller - smallest

groot - groter - grootst(e)
big - bigger - biggest

aardig - aardiger - aardigst(e)
nice - nicer - nicest

Slide 5 - Tekstslide

Let op!
Onregelmatige woorden:

goed - beter - best
good - better - best

slecht - slechter - slechtst(e)
bad - worse - worst






Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

My sister has a ___ room than I have.
A
big
B
bigger
C
biggest
D
more bigger

Slide 8 - Quizvraag

You will get ___ from a big of crisps than a bowl of strawberries.
A
fat
B
fatter
C
fattest
D
more fat

Slide 9 - Quizvraag

That group is _____ than the other group.
A
more serious
B
most serious
C
seriouser
D
seriousest

Slide 10 - Quizvraag

The teacher likes to have the ___ talks.
A
dull
B
duller
C
dullest
D
more dull

Slide 11 - Quizvraag

It is _____ than ever to find good football players.
A
more difficult
B
difficulter
C
most difficult
D
difficultest

Slide 12 - Quizvraag

Michael Jackson was the
___ singer ever .
A
great
B
greater
C
greatest
D
most great

Slide 13 - Quizvraag

The weather today is even ___
than yesterday.
A
badder
B
baddest
C
worse
D
worst

Slide 14 - Quizvraag

My dad is the ___ dad ever!
A
good
B
goodest
C
better
D
best

Slide 15 - Quizvraag

Je kunt dingen of personen met elkaar vergelijken (comparisons).
Je kent de betekenis van Engelse woorden rondom het thema 'Vrije tijd'.
Je kunt Engelse woorden rondom het thema ‘Vrije tijd’ gebruiken.
Je kunt de expressions uit deze les gebruiken.

Om aan deze leerdoelen te werken, kun je de volgende opdrachten maken:
H: unit 2 lesson 5 ex, 2, 3, 4, 5, 6, 8
    in ML de worksheets
    leren woordjes en zinnen van in je studybox








Slide 16 - Tekstslide