2havo Grammaire chapitre 3 (GL)

Getallen tot 1000
Grandes Lignes vwo 2 
Chapitre 3 Paragraphe B
(p. 105)
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Getallen tot 1000
Grandes Lignes vwo 2 
Chapitre 3 Paragraphe B
(p. 105)

Slide 1 - Tekstslide

78
35
141
252
999
cent-quarante-et-un
cent-cinquante-et-un
soixante-huit
deux-cent-cinquante-deux
soixante-dix-huit
neuf-cent-quatre-vingt-dix-neuf
trente-cinq
neuf-cent-soixante-neuf 

Slide 2 - Sleepvraag

Welk getal?
seize

Slide 3 - Open vraag

Welk getal?
vingt-sept

Slide 4 - Open vraag

Welk getal?
quatre-vingt-un

Slide 5 - Open vraag

Schrijf in het Frans:
42

Slide 6 - Open vraag

Schrijf in het Frans:
71

Slide 7 - Open vraag

Schrijf in het Frans:
429

Slide 8 - Open vraag

Schrijf in het Frans:
1000

Slide 9 - Open vraag

Aanwijzend voornaamwoord
Grandes Lignes vwo 2 
Chapitre 3 Paragraphe D
(p. 110)

Slide 10 - Tekstslide

Aanwijzend vnw?
(Nederlands)

Slide 11 - Woordweb

Aanwijzend voornaamwoord
In het Nederlands: deze auto, die auto, dit huis, dat huis.
>> Afhankelijk van de/het.

In het Frans zijn de aanwijzende voornaamwoorden afhankelijk van mannelijk, vrouwelijk, enkelvoud, meervoud van het zelfstandig naamwoord.




Slide 12 - Tekstslide

Aanwijzend voornaamwoord
In het Nederlands dus deze, die, dit, dat. In het Frans:

Mannelijk enkelvoud (medeklinker):         CE                   garçon             Mannelijk enkelvoud (klinker):                     CET                ami
Vrouwelijk enkelvoud (altijd):                        CETTE          fille / amie
Meervoud (altijd):                                                CES               élèves

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Choisis le bon mot.
(Deze/die) vélo est à moi.
A
ce
B
cet
C
cette
D
ces

Slide 15 - Quizvraag

Choisis le bon mot.
(Dit/dat) fille s'appelle Lola.
A
ce
B
cet
C
cette
D
ces

Slide 16 - Quizvraag

Choisis le bon mot.
(Deze/die) parents sont stricts.
A
ce
B
cet
C
cette
D
ces

Slide 17 - Quizvraag

Choisis le bon mot.
(Dit/dat) adresse (v) est ici.
A
ce
B
cet
C
cette
D
ces

Slide 18 - Quizvraag

Choisis le bon mot.
(Dit/dat) hôtel (m) est luxueux.
A
ce
B
cet
C
cette
D
ces

Slide 19 - Quizvraag

Choisis le bon mot.
(Deze/die) famille est belle.
A
ce
B
cet
C
cette
D
ces

Slide 20 - Quizvraag

Choisis le bon mot.
(Dit/dat) pays est beau.
A
ce
B
cet
C
cette
D
ces

Slide 21 - Quizvraag

Aller plus loin...
Aanwijzende voornaamwoorden:
Fais les exercices 17 et 18 (p. 110-112)





Slide 22 - Tekstslide

VOULOIR & POUVOIR
Grandes Lignes vwo 2 
Chapitre 3 Paragraphe H
(p. 124)

Slide 23 - Tekstslide

POUVOIR (= kunnen, mogen)
Présent:
Je peux
Tu peux
Il/elle/on peut
Nous pouvons
Vous pouvez
Ils/elles peuvent
Leer deze vormen uit je hoofd!

Slide 24 - Tekstslide

VOULOIR (= willen)
Présent:
Je veux
Tu veux
Il/elle/on veut
Nous voulons
Vous voulez
Ils/elles veulent
Leer deze vormen uit je hoofd!

Slide 25 - Tekstslide

Remplis le bon verbe.
Je (vouloir, présent) une baguette.

Slide 26 - Open vraag

Remplis le bon verbe.
Vous (vouloir, présent) quoi?

Slide 27 - Open vraag

Remplis le bon verbe.
On (pouvoir, présent) faire quoi?

Slide 28 - Open vraag

Remplis le bon verbe.
Les profs (pouvoir, présent) attendre.

Slide 29 - Open vraag

Remplis le bon verbe.
Tu (vouloir, présent) m'aider?

Slide 30 - Open vraag

Aller plus loin...
Pouvoir + vouloir:
Fais les exercices 31+32 (p. 124-125)

Slide 31 - Tekstslide