In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
1- Check je kennis: het aanwijzend voornaamwoord
Grandes Lignes vwo 2
Chapitre 3 -Grammaire D, p. 110
Slide 1 - Tekstslide
Aanwijzend vnw? (Nederlands)
Slide 2 - Woordweb
Aanwijzend voornaamwoord
In het Nederlands: deze auto, die auto, dit huis, dat huis
>> Afhankelijk van het lidwoord: de/het.
In het Frans zijn de aanwijzende voornaamwoorden afhankelijk van de vorm van het zelfstandig voornaamwoord: mannelijk, vrouwelijk, enkelvoud en/of meervoud.
Slide 3 - Tekstslide
Hoe vertaal je in het Frans de aanwijzend voornaamwoorden?
Slide 4 - Open vraag
Aanwijzend voornaamwoord
In het Nederlands dus deze, die, dit, dat. In het Frans:
Mannelijk enkelvoud (medeklinker): CE garçonMannelijk enkelvoud (klinker/stomme H) CETami/hôtel
Vrouwelijk enkelvoud (altijd): CETTE fille / amie
Meervoud (mannelijk , vrouwelijk): CES garçons
CES filles
Slide 5 - Tekstslide
Choisis le bon mot: ______ pantalon est à moi.
A
ce
B
cet
C
cette
D
ces
Slide 6 - Quizvraag
Choisis le bon mot. _______ fille s'appelle Lola.
A
ce
B
cet
C
cette
D
ces
Slide 7 - Quizvraag
Choisis le bon mot. ______ vêtements sont nouveaux.
A
ce
B
cet
C
cette
D
ces
Slide 8 - Quizvraag
Choisis le bon mot: _______ adresse (v) est très loin.
A
ce
B
cet
C
cette
D
ces
Slide 9 - Quizvraag
Choisis le bon mot: ________ hôtel (m) est luxueux.
A
ce
B
cet
C
cette
D
ces
Slide 10 - Quizvraag
Choisis le bon mot: _______ famille est belle.
A
ce
B
cet
C
cette
D
ces
Slide 11 - Quizvraag
Choisis le bon mot: ________ enfant est mon frère.
A
ce
B
cet
C
cette
D
ces
Slide 12 - Quizvraag
Aller plus loin...
De aanwijzend voornaamwoorden:
À la maison révise les exercices 17 et 18 p. 110-112
Slide 13 - Tekstslide
2- De onregelmatige werkwoorden:
VOULOIR & POUVOIR
Chapitre 3 - Grammaire H,p. 124
Slide 14 - Tekstslide
VOULOIR (= willen)
Présent:
Je veux = ik wil
Tu veux
Il/elle/on veut
Nous voulons
Vous voulez
Ils/elles veulent
Schrijf deze vormen in je schrift Frans en leer ze
uit je hoofd !
Slide 15 - Tekstslide
POUVOIR (= kunnen, mogen)
Présent:
Je peux =ik kan/mag
Tu peux
Il/elle/on peut
Nous pouvons
Vous pouvez
Ils/elles peuvent
Schrijf deze vormen in je schrift Frans en leer ze
uit je hoofd !
Slide 16 - Tekstslide
2- Chapitre 3: Regarder E, p. 116
On regarde le film: Perdu à Paris (épisode 3)
Ouvrez le livre à la pag. 116. On va faire l'exercice 21 b,c.
Regardez le film et répondez aux questions de l'ex. 21.
Les personnages du film utilisent les verbes pouvoir et vouloir.
Faites attention à ce qu'ils disent!
Slide 17 - Tekstslide
Gabriel zegt: Qu'est-ce que tu _______ acheter?
A
peut
B
veus
C
pous
D
veux
Slide 18 - Quizvraag
Lina zegt: Je ________ mon téléphone!!
A
peux
B
veux
Slide 19 - Quizvraag
Timéo zegt: "Je n'arrive pas à me connecter à internet". Met welke van de volgende vormen kan je de persoonsvorm van deze zin vervangen?
A
Je veux pas....
B
Je ne veux pas....
C
Je ne peut pas....
D
Je ne peux pas......
Slide 20 - Quizvraag
Timéo zegt: Je ne _______ pas terminer la compétition maintenant!
A
peut
B
vous
C
peux
D
veux
Slide 21 - Quizvraag
Traduis: Hij wil de competitie winnen.
A
Il veut gagner la compétition
B
Il peut gagner la compétition
Slide 22 - Quizvraag
Traduis: Ze kunnen een cadeau kopen.
A
Ils veulent acheter un cadeau
B
Ils peuvent acheter un cadeau
C
Ils voulent acheter un cadeau
D
Ils pouvent acheter un cadeau
Slide 23 - Quizvraag
_____ - vous faire les magasins?
A
Veulez
B
voules
C
Voulez
D
Veulent
Slide 24 - Quizvraag
Remplis le bon verbe. On (vouloir, présent)____ une baguette.
Slide 25 - Open vraag
Remplis le bon verbe. Vous (vouloir, présent)____quoi?
Slide 26 - Open vraag
Remplis le bon verbe. On (pouvoir, présent)____faire quoi?
Slide 27 - Open vraag
Remplis le bon verbe. Les profs (pouvoir, présent)__ attendre.
Slide 28 - Open vraag
Remplis le bon verbe. Elles (vouloir, présent)____ m'aider.
Slide 29 - Open vraag
3- HERHALING
Chapitre 2 : Grammaire D,p. 70 et 72
In de toets van maandag 20 januari komt ook het bijvoegelijk naamwoord (reg. en onr.). HERHAAL dus de regels en maak de opdrachten 16b,c,d en 17b,c p.71-72 op nieuw.
Slide 30 - Tekstslide
Complète les phrases. Let op de vorm en de plek van het bijvoeglijk naamwoord: Je vais organiser une (fête + grand) _____________