1e, 2e, 3e en 4e naamval zonder voorzetsels

Ontleden: de regels:
Der Junge hat der Freundin seiner Schwester die Schokolade gegeben.

Onderwerp --> 1e nv: Wie/wat + gezegde: wie heeft gegeven? 
--> der Junge

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3-5

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Ontleden: de regels:
Der Junge hat der Freundin seiner Schwester die Schokolade gegeben.

Onderwerp --> 1e nv: Wie/wat + gezegde: wie heeft gegeven? 
--> der Junge

Slide 1 - Tekstslide

Der Junge hat der Freundin seiner Schwester die Schokolade gegeben.
Lijdend voorwerp --> 4e nv:
Wat/wie + gez. + ond.w.: Wat heeft de jongen geven?
--> die Schokolade

Slide 2 - Tekstslide

Der Junge hat der Freundin seiner Schwester die Schokolade gegeben.
Meewerkend voorwerp --> 3e nv: Aan wie / voor wie?
Aan wie heeft de jongen de chocolade gegeven?
--> der Freundin seiner Schwester
Alleen het onderstreepte deel krijgt een derde naamval!

Slide 3 - Tekstslide

Der Junge hat der Freundin seiner Schwester die Schokolade gegeben.
Tweede naamval: heeft te maken met bezit, in het Nederlands gebruiken we het woordje ‘van’,
in het Duits staat er dan geen ‘von’. --> seiner Schwester

Slide 4 - Tekstslide

Naamwoordelijk deel van het gezegde: 
      Mein Bruder ist mein bester Freund
Als er een koppelwerkwoord in de zin staat (zijn, worden, blijven, heten…), dan kan het zijn dat je met een ‘naamwoordelijk deel van het gezegde’ te maken hebt. Dit houdt in, dat het onderwerp gelijk is aan hetgeen dat na het gezegde komt. Beide (onderwerp en naamwoordelijk deel) krijgen dan een 1e naamval.

Slide 5 - Tekstslide

Tijdsbepaling zonder voorzetsel:
Es hat den ganzen Tag (m) geregnet.
Tijdsbepaling zonder voorzetsel krijgt een vierde naamval.
Tijdsbepaling met voorzetsel (an, in, vor: zie keuzevoorzetsels) krijgt een derde naamval:
Mein Geburtstag ist an einem Montag (m).


Slide 6 - Tekstslide

Geef de 4 lidwoorden
van de der-groep
mannelijk

Slide 7 - Woordweb

Geef de 4 lidwoorden
van de ein-groep
meervoud

Slide 8 - Woordweb

Ist euer Vater schon lange krank?
Welke groep?
A
der-groep
B
ein-groep

Slide 9 - Quizvraag

Solche schmutzige Kinder habe ich noch nie gesehen.
Welke groep?
A
der-groep
B
ein-groep

Slide 10 - Quizvraag

Dieser lange Film war spannend.
Welke groep?
A
der-groep
B
ein-groep

Slide 11 - Quizvraag

Wir haben mein... Schwester nicht gesehen.
A
meine
B
meiner
C
meinem

Slide 12 - Quizvraag

Susanne hat ein... rotes Auto (o).
A
eines
B
ein
C
einem

Slide 13 - Quizvraag

Die Kleider d... Mann... waren ganz neu.
A
des Mannes
B
des Manns
C
dem Mannes

Slide 14 - Quizvraag

Dies... Freundinnen mögen Schokolade sehr.
A
Diesen
B
dieser
C
diese

Slide 15 - Quizvraag

Wir haben die Wohnung ein... Studentin (v) vermietet.
A
eine
B
einer
C
einem

Slide 16 - Quizvraag

In der Deutschstunde haben wir ein... Gedicht (o) auswendig gelernt.
A
eines
B
einem
C
ein

Slide 17 - Quizvraag

D... Anfang (m) dies... Satzes ist mir nicht deutlich.
A
der, dieses
B
dem, diesen
C
den, diesem

Slide 18 - Quizvraag

Hoeveel modale
werkwoorden
zijn er?

Slide 19 - Woordweb

schrijf minimaal
2 modale ww in
het Duits op.

Slide 20 - Woordweb