H5 paragraaf 2 KGT3

programma
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

programma

Slide 1 - Tekstslide

Hoe produceert een timmerman?
A
arbeidsintensief
B
kapitaalintensief

Slide 2 - Quizvraag

Hoe produceert een wijkverpleegkundige?
A
arbeidsintensief
B
kapitaalintensief

Slide 3 - Quizvraag

3.2 Hoe maak je het? (deel 2)
Kapitaalintensief
Arbeidsintensief
Kapitaalintensief bedrijf:
een bedrijf waarin machines het grootste deel van de productie verzorgen.
Arbeidsintensief bedrijf:
Een bedrijf waarin mensen het grootste deel van de productie doen.
Vraag 20

Slide 4 - Tekstslide

Arbeidsintensief en kapitaalintensief
Arbeidsintensief: Er is veel arbeid voor nodig

Kapitaalintensief: Veel machines, dure installaties en gebouwen

Automatisering: vervangen van arbeid door computers

Slide 5 - Tekstslide

Maatschappelijke kosten
Maatschappelijke kosten zijn de kosten van milieuvervuiling die door ons allemaal worden betaald.

Slide 6 - Tekstslide

Als diersoorten uitsterven, is sprake van maatschappelijke
A
maatschappelijke kosten
B
maatschappelijke baten

Slide 7 - Quizvraag

Bij een fabriek zijn de banen die vrijkomen maatschappelijke ....
A
kosten
B
opbrengsten

Slide 8 - Quizvraag

Wanneer een groot deel van de maatschappij er voordeel van heeft.
A
Maatschappelijke kosten
B
Maatschappelijke opbrengsten

Slide 9 - Quizvraag

Wat is een bedrijfskolom

Slide 10 - Open vraag

bedrijfskolom
De bedrijfskolom bestaat uit alle bedrijven die na elkaar meewerken aan een product.

Slide 11 - Tekstslide

Stelling:
De consument behoort tot de bedrijfskolom
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Video

Hoe bereken je de toegevoegde waarde?
A
waarde inkoop - verkoopopbrengst
B
verkoopopbrengst - waarde inkoop

Slide 14 - Quizvraag

Bedrijfskolom
Toegevoegde waarde =
    De extra waarde van een product die ontstaat doordat een bedrijf het product bewerkt.

    Slide 15 - Tekstslide

    Opdracht:
    Wat: teken een organigram van de school met alle functies die binnen de school worden uitgevoerd

    Hoe: in twee/drietallen

    Hoelang: 5 minuten

    Slide 16 - Tekstslide

    organigram

    Hoe een bedrijf georganiseerd is kun je zien in een organigram.
    Bovenaan staat wie leiding geeft en onderaan staan de personen die het werk uitvoeren. Hier tussenin staan leidinggevenden van verschillende afdelingen.



    Slide 17 - Tekstslide

    hierin laten we zien hoe de taakverdeling in een bedrijf is
    A
    organigram
    B
    oregano
    C
    oregami
    D
    organogram

    Slide 18 - Quizvraag

    wat beïnvloed de arbeidsproductiviteit?

    Slide 19 - Open vraag

    Arbeidsproductiviteit

    Arbeidsproductiviteit: de hoeveelheid producten die een arbeidskracht kan maken.


    Door mechanisering en automatisering stijgt de arbeidsproductiviteit omdat een persoon nu meer kan produceren in dezelfde tijd.

    Slide 20 - Tekstslide

    Arbeidsproductiviteit =

    Totale productie in een periode
    aantal werkenden

    Slide 21 - Tekstslide

    Wat is arbeidsverdeling?

    Slide 22 - Open vraag

    arbeidsverdeling
    Ieder zijn eigen taak.
    Arbeids verdeling: de verdeling van werkzaamheden over verschillende:
    - personen.
    - bedrijven.
    - instellingen.

    Slide 23 - Tekstslide

    Wat is een bedrijfstak?

    Slide 24 - Open vraag

    bedrijfstak

    Een bedrijfstak is een groep gelijksoortige bedrijven. Bedrijven zijn vaak aangesloten bij een brancheorganisatie die
    opkomt voor hun belangen.


    Een vacature is een baan waarvoor iemand wordt gezocht.



    Slide 25 - Tekstslide

    De arbeidsvoorwaarden die gelden voor de hele bedrijfstak noemen we een:
    A
    CAO
    B
    Arbeidsovereenkomst

    Slide 26 - Quizvraag