Nederlands klas 1 Koppelwerkwoord

Nederlands klas 1
Week 4 2021
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Nederlands klas 1
Week 4 2021

Slide 1 - Tekstslide

Deze week
Stillezen – leesboek
Uitslag woordenschattoets, tevreden?
Huiswerk
 Nakijken perron 2 opdracht 10, 11, 12
Instructie Perron 2 + maken opdracht 13, 14, 15, 16, 17
Zelfstandig werken
Huiswerk controle -->> actief lezen "Schaken" en woordenschattoets
Nieuwsbegrip:
Actief lezen
woordenschat
Schrijfopdracht (2 weken)
Afsluiting – reflectie

Slide 2 - Tekstslide

H1KMB:
Actief lezen NB ond. "Schaken is populair" de hele klas behalve Tygo en Bart! 
Oei.....

Slide 3 - Tekstslide

H1KMA
Actief lezen NB ond. "Schaken is populair" 
Julia, Nathan, Christiaan, Djesro, Andrea, Isabella, Jay-D

Woordenschattoets:
Nathan, Jayden, Djesro

Slide 4 - Tekstslide

Lesdoelen deze week
Aan het einde van de les:
Kun je naast het zelfstandig- en hulpwerkwoord ook het koppelwerkwoord herkennen en vinden in een zin

Slide 5 - Tekstslide

Terugblik vorige week
WWG
Bestaat uit 1 of meerdere werkwoorden
De persoonsvorm = altijd onderdeel van wwg
Alle werkwoorden in de zin is WWG

Slide 6 - Tekstslide

Terugblik vorige week:
Zelfstandig werkwoord = belangrijkste ww in een zin
Mijn buurman koopt de nieuwste iPhone.
Hulpwerkwoord
Mijn buurman heeft de nieuwste iPhone gekocht
Heeft = hulpwerkwoord
Gekocht = zelfstandig werkwoord


Slide 7 - Tekstslide

Koppel werkwoord
Een werkwoord dat aangeeft dat iets of iemand iets:
 is of wordt
Voorbeeld: Die kinderen zijn nieuwsgierig.
Djesro wordt piloot.
We leren er 2: zijn en worden

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

We hebben nu 2 soorten werkwoorden geleerd. Welke 3?

Slide 10 - Open vraag

Welke 2 koppelwerkwoorden leren we?

Slide 11 - Open vraag

In de zin ‘Scholieren worden zuiniger’. is ‘worden’ een:
A
Zelfstandig werkwoord
B
Hulpwerkwoord
C
Koppelwerkwoord

Slide 12 - Quizvraag

In de zin ‘Doorgaans krijgen ze 118 euro per maand’. is ‘krijgen’ een:
A
Zelfstandig werkwoord
B
Hulpwerkwoord
C
Koppelwerkwoord

Slide 13 - Quizvraag

In de zin ‘Zij geven daarvan 92 euro per maand uit’. is ‘geven uit’ een:
A
Zelfstandig werkwoord
B
Hulpwerkwoord
C
Koppelwerkwoord

Slide 14 - Quizvraag

In de zin ‘Scholieren kunnen dus wat geld sparen’. is ‘kunnen’ een:
A
Zelfstandig werkwoord
B
Hulpwerkwoord
C
Koppelwerkwoord

Slide 15 - Quizvraag

In de zin ‘En dat doen ze dan ook’. is ‘doen’ een:
A
Zelfstandig werkwoord
B
Hulpwerkwoord
C
Koppelwerkwoord

Slide 16 - Quizvraag

In de zin ‘Het Nibud onderzoekt elk jaar de geldzaken van scholieren’. is ‘onderzoekt’
een:
A
Zelfstandig werkwoord
B
Hulpwerkwoord
C
Koppelwerkwoord

Slide 17 - Quizvraag

In de zin ‘Leerlingen moeten over geldzaken nog veel leren’. is ‘moeten’ een:
A
Zelfstandig werkwoord
B
Hulpwerkwoord
C
Koppelwerkwoord

Slide 18 - Quizvraag

In de zin ‘Sommige scholieren willen graag hun eigen kleding betalen’. is ‘betalen’
een:
A
Zelfstandig werkwoord
B
Hulpwerkwoord
C
Koppelwerkwoord

Slide 19 - Quizvraag

In de zin ‘Aan jongens wordt altijd meer zakgeld gegeven’. is ‘wordt’ een:
A
Zelfstandig werkwoord
B
Hulpwerkwoord
C
Koppelwerkwoord

Slide 20 - Quizvraag

In de zin ‘Is dat wel eerlijk’? is ‘is’ een:
A
Zelfstandig werkwoord
B
Hulpwerkwoord
C
Koppelwerkwoord

Slide 21 - Quizvraag

Werk deze week:
Maken vanaf blz. 25 opdracht 13, 14, 15, 16, 17

Slide 22 - Tekstslide

Lesdoelen behaald
Wat ging goed, wat kan beter

Slide 23 - Tekstslide