56V futur simple/ conditionnel

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 5

Futur Simple VS Conditionnel

Herhalen van de futur en de conditionnel

Hoe je het moet maken en wanneer je het moet gebruiken

Let op:

Bij werkwoorden die op -re eindigen, haal je de laatste -e weg voor je de uitgang plaatst.

Dus: Apprendre -  Nous apprendrons

perdre- elle perdra

Uitzonderingen

Regelmatige ww: heel ww + uitgang van futur simple
Onregelmatige ww: stam+ uitgang van futur simple

De stammen van de volgende ww leer je uit je hoofd:

être	ser
avoir	aur
faire	fer

aller	ir
pouvoir	pourr
vouloir	voudr

Wanneer gebruik je de conditionnel en wat is het voor tijd?

• om je beleefd uit te drukken
• bij een voorwaarde of veronderstelling
• in het Nederlands gebruik je zou/zouden

Achter het hele werkwoord(net als de futur simple) zet je de uitgangen van de imparfait

ais,ais,ait,ions, iez, aient

Dus: Je voudrais réserver une table = Ik zou graag een tafel willen reserveren

Dus!!!!

De futur(toekomende tijd)

Hele werkwoord + ai,as,a,ons,ez,ont 

je donnerai =  ik zal geven

Conditionnel ( de verleden toekomende tijd)

Net als de futur maar dan met als uitgang de vormen van de imparfait

je donnerais = ik zou geven 

Kijk voor de vormen op je (nieuwe) werkwoordenblad

Let op! Si + voorwaarde

Bij zinnen die beginnen met si (als), en dus een voorwaarde aangeven, gebruik je verschillende tijden in hoofd- en bijzin. 

Als si gevolgd wordt door een présent, dan gebruik je in de hoofdzin de futur simple.

Als si gevolgd wordt door de imparfait, dan gebruik je in de hoofdzin de conditionnel.

Voorbeeld 

Si tu pars en vacances, tu devras peut-être prendre l'avion.

Si je gagnais au lotto, j'arrêterais de travailler.

Wat is de stam van regelm. ww op ER & IR in de futur en conditionnel?

1. WW min ER / IR
2. Nous-vorm van de présent min ONS
3. Hele ww (infinitif)

(Voorkennis activeren)
Wat zijn de uitgangen van de conditionnel? (schrijf het rijtje met een streepje ertussen)

Wat zijn de uitgangen van de futur simple?

1. ais/ais/ait/ions/iez/ aient
2. ai/as/a/ons/ez/ont
3. ai/as/a/ions/iez/aient
4. ais/ais/ait/ons/ez/ont

Conjugue: Tu _____ (parler - futur)

1. parlas
2. parlais
3. parleras
4. parlerais

Conjugue: Nous ______ (vendre - cond.)

1. vendreions
2. vendrons
3. vendrerions
4. vendrions

Il ________ (finir - cond)

(verbes irréguliers)

Relie le verbe avec l'infinitif

Avoir

être

aller

faire

voir

pouvoir

vouloir

J'aurais

Tu serais

Nous irions

ils feraient

vous verriez

on pourrait

je voudrais

Conjugue: Ils _____ (avoir - futur)

1. auront
2. avraient
3. auraient
4. avoiront

Traduis: wij zouden doen (faire)

Conjugue: Tu _____ (être - cond)

1. êtrais
2. serais
3. étais
4. sera

Traduis: J'aurai

In welke 3 gevallen gebruik je de conditionnel in het Frans?

Waarom klopt dit NIET?
Si tu fais du sport, tu serais en bonne santé.