ontkennend
I am not happy (I'm not) Ik ben niet blij.
You are not happy (you aren't) Jij / U bent niet blij.
He / She / It is not happy (he / she / it isn't) Hij / zij / het is niet blij
We are not happy (we aren't) Wij zijn niet blij.
You are not happy (you aren't) Jullie zijn niet blij.
They are not happy (they aren't) Zij zijn niet blij.