Les 4K, les woordenschat H3

Heb je vragen?
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 3,4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Heb je vragen?

Slide 1 - Tekstslide

Moeilijke woorden opzoeken
Moeilijke woorden zoek je op in een woordenboek.
Je gebruikt het 'grondwoord' van een woord. 
tafeltje --> tafel (geen verkleinwoord)
opa's --> opa (geen meervoud)
geadverteerd --> adverteren (heel werkwoord)
prachtige --> prachtig

Slide 2 - Tekstslide

Welk woord is een grondwoord?
A
kat
B
katten
C
kattenbak
D
kattenvoer

Slide 3 - Quizvraag

Wat is het grondwoord?
mooie
A
mooi
B
mooier
C
mooist

Slide 4 - Quizvraag

Welk woord is een grondwoord?
A
park
B
parkwachter
C
parkpad
D
parkcafé

Slide 5 - Quizvraag

boekjes met tips voor reizigers
vroegere
woorden die je kent en gebruikt
doormidden gesneden

grote gespierde man
innen
gehalveerd
incasseren
kleerkast
oude
reisgids
woordenschat

Slide 6 - Sleepvraag

Voorkennis activeren

Zet de volgende woorden op alfabetische volgorde:

verkeersveiligheid - veiligheid - verkeerslicht - rijexamen - rijbewijs - vrijwillig - zondagsrijders - vrachtwagen


timer
2:00

Slide 7 - Tekstslide

Doel: Ik kan de juiste betekenis van een woord opzoeken in een woordenboek.

Slide 8 - Tekstslide

Instructie
Een woord kan meerdere betekenissen hebben. Je moet de betekenis kiezen die bij de context past.

Niet alle woorden staan in het woordenboek.

Slide 9 - Tekstslide

Oefenen
Zoek de betekenis van de dikgedrukte woorden op:




Slide 10 - Tekstslide

Zelfstandig werken/ Extra uitleg
Maak H4 Woordenschat -
Opdracht 1 t/m 5




Klaar? Aftekenen en nakijken
timer
1:00

Slide 11 - Tekstslide

Lesafsluiting
Doel behaald?
Wat neem je mee?

Slide 12 - Tekstslide

Ik weet hoe ik verschillende woordstrategieën moet benoemen en kan deze toepassen bij het opzoeken van de betekenissen van moeilijke woorden.

😒🙁😐🙂😃

Slide 13 - Poll

Evaluatie 
  1. wat ging er goed en wat minder?
  2. is het leerdoel helder?
  3.  weet je wat je moet doen?
  4. heb je vragen en of opmerkingen?




Slide 14 - Tekstslide

Woordraadstrategie synoniem
Zoek naar een synoniem: een ander woord met dezelfde betekenis.
  • Exact - Precies
  • vreemde snuiter - rare snijboon - zonderling

Vaak vind je als je even verder leest in de tekst een synoniem voor een moeilijk woord dat je niet weet.

Slide 15 - Tekstslide

Voorbeeld van herkennen synoniem
'We gingen naar de opticien om een nieuwe bril uit
te zoeken. In de brillenwinkel was er veel keuze.'

Door de rest van de eerste zin begrijp je dat je
bij een opticien brillen kunt kopen. 

In de tweede zin staat een synoniem
voor opticien: brillenwinkel

Slide 16 - Tekstslide

Woordraadstrategie definitie/ omschrijving:
De schrijver geeft al een omschrijving (definitie) van het woord.

  • Mijn oma is geholpen aan staar, een aandoening waarbij de lens is vertroebeld.
  • Misofonie: mensen die zich ergeren aan bepaalde, op zich onschuldige, geluiden, zoals luid ademen, kauwen en harde muziek uit oordopjes.

Slide 17 - Tekstslide

Woordraadstrategie: een voorbeeld zoeken:
Soms staan er in een tekst voorbeelden om onbekende woorden uit te leggen. Je weet dan meteen wat de schrijver bedoelt.
  • Bij een voorbeeld vind je vaak de volgende woorden: bijvoorbeeld, zo is er..., zoals, denk maar aan..., neem
  • Ook een dubbele punt kan aangeven dat er voorbeelden volgen: 'zij houden van balsporten: voetbal, volleybal, korfbal.'


Slide 18 - Tekstslide

Woordraadstrategie tegenstelling vinden:
  • Tegenstellingen zijn woorden die elkaars tegenovergestelde zijn.

  • Als je een onbekend woord tegenkomt, kun je soms de betekenis begrijpen doordat er in de tekst een tegenstelling staat.

  • Zoek je een tegenstelling? Let dan op de volgende woorden: maar, echter, toch, daarentegen.
Bijvoorbeeld:
Goedkoop - duur
begrijpelijk - onbegrijpelijk

Slide 19 - Tekstslide

Woordraadstrategie: Bekend woorddeel
Soms lijkt een woord op een woord dat je wel kent, bijvoorbeeld uit een andere taal. 

Distantiëren --> distant lijkt op distance --> distantiëren betekent afstand nemen.



Slide 20 - Tekstslide

Huiswerk
Maak opdracht 1, 2, 3, 4 en 6 en leer de 
woorden van 
de woordenlijst van H1 en H2. 


Slide 21 - Tekstslide

Heb je vragen?

Slide 22 - Tekstslide

Woordenschat 
Brugklas havo
Toetsweek zomer

Slide 23 - Tekstslide

Doel vandaag
- Ik kan de betekenis van een onbekend woord in de tekst vinden (of opzoeken in een woordenboek).
- Ik ken de betekenis van de woordenlijstwoorden en de uitdrukkingen uit deze paragraaf.

Slide 24 - Tekstslide

Maken
Woordenschat H1

Maken opdracht  5, 6 en 7
op blz 25

Opdracht 1, 2, 3 en 4 zijn af 
en staan in je schrift. 


timer
10:00

Slide 25 - Tekstslide

Woordenlijst H1
Citeren
claimen
Communiceren
functioneren
gedogen
introduceren
naderen
ontkennen
promoten
registreren 
stimuleren
uitwerken
verklaren
voorspellen 

Slide 26 - Tekstslide

Aan de slag


Leer de theorie van Taalverzorging Hoofdstuk 1 en 2 (zie gekleurde kaders). 
Maak de bijbehorende opdrachten. Klaar? 
Kijk die na op Magister. 
timer
10:00

Slide 27 - Tekstslide