Ontwikkelingspsychologie

1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
maatschappelijke zorgMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 50 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Leerdoel: Gedrag begrijpen van de mens/patient

De student kan het socialisatieproces uitleggen en verschillende ontwikkelingsaspecten (lichamelijk, cognitief, sociaal-emotioneel en motorisch) benoemen van de verschillende ontwikkelingsfasen (baby, peuter, kleuter, puber, adolescent, volwassene)

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ontwikkelingspsychologie


Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aspecten van de ontwikkeling
  • Lichamelijke ontwikkeling
  • Cognitieve ontwikkeling
  • Sociale ontwikkeling
  • Emotionele ontwikkeling
  • Seksuele ontwikkeling

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Placemat opdracht
In groepje 
10 min tijd
Bedenk samen voorbeelden van levensontwikkelingen en schrijf deze voorbeelden bij elk vakje onder het juiste ontwikkelingsgebied op.

Voorbeeld: Aanleren van taal hoort bij welk vakje?


Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lichamelijke ontwikkeling

De lichamelijke groei of achteruitgang, motorische ontwikkeling, zintuigelijke ontwikkeling.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Cognitieve ontwikkeling
Ontwikkeling van het denken, het geheugen en de taal. Ook wel: verstandelijke ontwikkeling. IQ ( intelligentie test). Redeneren, verbanden leggen. Tot aan 7 jaar kan een kind veel talen aanleren

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sociale ontwikkeling
Ontwikkeling van de omgang met andere, ontwikkeling van acceptatie van andere en ontwikkeling van sociaal gedrag. Spelen, imitatie, interactie en glimlachen.
Hij krijgt een begin van een besef van goed en slecht: hij weet wat stout is en wat lief is (maar heeft nog geen echt eigen geweten)

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Emotionele ontwikkeling
Ontwikkeling van gevoelens van vertrouwen en veiligheid, omgaan met emoties
Het EQ wordt algemeen gebruikt om te achterhalen in welke mate mensen emotioneel vaardig zijn door middel van expressie, zelfkennis en empathisch vermogen

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Seksuele ontwikkeling
Ontwikkeling van seksueel gedrag, ontwikkeling van lichaams- en lustbeleving, ontwikkeling van waardering voor eigen lichaam. Seksuele identiteit.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Factoren die de ontwikkeling bepalen
  • Interne factoren: Eigenschappen van het individu zijn bepaald door aanleg. Uiterlijke kernmerken, talent, vb wiskunde/muziek (aangeboren)
  • Externe factoren: Eigenschappen van het individu zijn bepaald door de omgeving. Cultuur/gezin (aangeleerd).
  • Zelfbepaling: De mogelijkheid om zelf een richting te geven aan je eigen ontwikkeling

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorwaarden voor ontwikkeling
  • Een kind moet zich veilig en vertrouwd voelen bij de opvoeder
  • Er moet zowel verbaal als non-verbaal contact zijn tussen opvoeders en kind
  • Er moet een stimulerende omgeving zijn
  • Een kind moet de gelegenheid krijgen om zelf te onderzoeken
  • Een kind moet de mogelijkheid hebben om te spelen
  • Een kind moet voldoende bewegingsvrijheid krijgen
  • Een kind moet veiligheid en grenzen worden geboden

Slide 21 - Tekstslide

  1. Een kind moet zich veilig en vertrouwd voelen bij de opvoeder; bij een pasgeboren zuigeling gaat het dan met name om de reactie van de opvoeder op zijn huilen. Zich veilig voelen is enorm belangrijk voor de ontwikkeling van het kind. Een kind dat zich niet veilig voelt, heeft minder grote ontdekkingsdrang en zal ook minder zelfvertrouwen ontwikkelen.
  2. Er moet zowel verbaal als non-verbaal contact zijn tussen opvoeders en kind; Huidcontact is van wezenlijk belang. Daarnaast is het belangrijk dat opvoeders al vanaf de geboorte met het kind praten. Als zij dit niet doen, dan zal het kind niet zelf gaan praten. (denk aan het filmpje waarbij het meisje een hond nadoet omdat zij is opgevoed door honden). Een kind leert praten door zijn ouders te imiteren. 
  3. Er moet een stimulerende omgeving zijn: hierdoor voorkom je niet alleen een ontwikkelingsachterstand, maar kan er ook voor zorgen dat beginnende ontwikkelingsachterstanden kunnen worden ingehaald. Dit noemen we Ontwikkelingsstimulering.
  4. Een kind moet de gelegenheid krijgen om zelf te onderzoeken: je leert door zelf te onderzoeken. 
  5. Een kind moet de mogelijkheid hebben om te spelen
  6. Een kind moet voldoende bewegingsvrijheid krijgen: bewegen is belangrijk. Beweegt het kind te weinig dat zal het kind zijn lichaam niet goed leren te gebruiken. Het kind loopt dan een achterstand op in zijn motorische ontwikkeling. 
  7. Een kind moet veiligheid en grenzen worden geboden: 
Baby

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lichamelijke ontwikkeling baby
  • De eerste bewegingen die een pasgeboren maken, zijn reflexbewegingen/ ofwel een reflex. 
  • Een reflex is een reactie of beweging die zich automatisch voltrekt (of iemand dat nu wel of niet wil. 
  • De baby wordt geboren met twee opvallende reflexen; Zuigreflex en Grijpreflex
  • De meeste reflexen verdwijnen na enige maanden

Slide 23 - Tekstslide

Zuigreflex: is een automatische reactie van de baby om krachtig te zuigen aan dat wat in zijn mond komt. De zuigreflex is belangrijk voor het overleven: een baby hoeft niet meer te leren hoe hij moet drinken, hij kan het al.
Grijpreflex: is de automatische reactie van de baby om dingen vast te grijpen, zowel met de voetjes als met de handjes. 
Zintuigelijke ontwikkeling
Zien, horen en ruiken:
  • Vlak na de geboorte ziet een baby de dingen nog vaag en onscherp.
  • Het gehoor ontwikkeld al voor de geboorte, als direct na de geboorte draait een baby zich in de richting van geluid. Een baby kan nog geen betekenis aan geluid geven. Wat een baby wel herkent is de stem van zijn moeder vanaf zijn geboorte. 
  • De tastzin is voor een baby het meest belangrijkste zintuig. De mond is voor de baby een belangrijk tastzintuig. Met zijn mond maakt hij kennis met de wereld. 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Cognitieve ontwikkeling Baby
Vanaf het moment dat een baby kan kruipen, wil hij de wereld leren kennen. Dit heeft exploratiedrang! De intense behoefte om de wereld te ontdekken. Voor het durven exploreren is een veilige hechting nodig.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Taalontwikkeling Baby
Een kind leert praten door zijn omgeving na te bootsen. Al meteen na de geboorte imiteert een baby de mondbewegingen van zijn moeder. Enkele weken na de geboorte komen de eerste geluidjes, eerst nog onbewust, maar vanaf de derde maand meer bewust, totdat er echt sprake is van brabbelen.
Brabbelen is de fase in de taalverwerking waarin de baby spraakklanken oefent zonder dat ze tot betekenisvolle eenheden (woorden) kan samenvoegen. 

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sociale ontwikkeling Baby
  • Een baby maakt gebruik van lichaamstaal, hij praat met zijn lijf. 
  • Een baby communiceert ook door te lachen en te huilen. Huilen kan een baby gelijk vanaf zijn geboorte, 'echt' lachen vanaf ongeveer 6 weken. Het lachen naar iedereen verandert opvallen zo rond de zevende maand, wanneer het kind 'eenkennig' wordt.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Emotionele ontwikkeling Baby / Hechting
Veilige hechting: dat gebeurt bij een vaste liefdevolle relatie met de opvoeders. Het kinds voelt zich veilig en geborgen en zal met zelfvertrouwen de wereld durven ontdekken. 
Onveilige hechting: dat gebeurt als de relatie tussen opvoeders en de baby niet vast is en/of liefdevol. Het kind voelt zich dan niet veilig en geborgen. Het kind treedt anderen en de wereld met wantrouwen tegemoet.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Peuter

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lichamelijke ontwikkeling Peuter
Grove motoriek: de peuter ontwikkeld meer spieren waarmee grotere bewegingen worden gemaakt. 

Fijne motoriek: fijne motorische vaardigheden. 

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Cognitieve ontwikkeling Peuter
Dat wat de peuter meemaakt, bepaalt waar hij over denkt. 
Het denken van de peuter heeft de volgende kenmerken:
Concreet denken; het denken van de peuter richt zich alleen op wat aanwezig en tastbaar is. Niet weten wat er boven is.
Magische denken; een peuter kan nog geen onderscheid maken tussen wat leeft en niet leeft, tussen werkelijkheid en fantasie. Voorbeeld klok.
Animistisch denken; aan levenloze dingen menselijke eigenschappen toekent. 'Pop moet mee, want anders wordt pop verdrietig'. Heeft geen inzicht in oorzaak en gevolg. Als de beker valt door hem dan is de beker stout

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sociale ontwikkeling Peuter
Een peuter kan nog niet goed samenspelen: hij is niet in staat om zich in andere te verplaatsten. Bij peuters is er sprake van Parallel spel. Dit is een manier van spelen bij een peuter waarbij hij niet met, maar naast de ander speelt. 

Bij een peuter zijn 3 spelsoorten favoriet:
1) Bewegingsspel; is een spelsoort waarbij de motorische activiteit op de voorgrond staat.
2) Imitatiespel; is de spelvorm waarin het nabootsen van gedrag centraal staat. 
3) Constructiespel; is een spelsoort waarbij het bouwen of maken van iets centraal staat. Dit zie je vooral bij oudere peuters, 

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Emotionele ontwikkeling Peuter
Een peuter bekijkt de wereld (de anderen) vanuit zijn eigen gezichtspunt. Hij kan dus nog niet bedenken dat een ander in of over een bepaalde situatie andere gevoelens kan hebben. Bij de peuter is er sprake van egocentrisme. Dat is het onvermogen zich in anderen te verplaatsten en in andere in te leven.
Egocentrisme moet je niet verwarren met egoïsme. 

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verlatingsangst:​
Dreumes is verdrietig als de ouders weg gaan> Hij kan nog niet bedenken dat zijn ouders terugkomen. Hij heeft het gevoel dat hij aan zijn lot wordt overgelaten.

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

psychoseksuele ontwikkeling Peuter
Zindelijk worden​

Anale fase: Dit stadium valt samen met het begin van het vermogen om de sluitspier te beheersen, en daarmee ook het vermogen om geschenken te geven of te weigeren.

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kleuter

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lichamelijke ontwikkeling Kleuter

Leert lichaam onder controle te krijgen​
Veel beweegactiviteiten ​
Speels, spelletjes ​
​Grove motoriek:​ Klimmen, klauteren, tikspelen, ​
Fijne motoriek:​ Puzzelen, tekenen, knutselen ​(knippen, plakken)

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Cognitieve ontwikkeling Kleuter
  • Kleuter is een kind van 4 tot 6 jaar
  • Gaat naar de basisschool
  • Fantasie denken​: Geen onderscheid tussen ​ fantasie en werkelijkheid​ vb; geloof in Sinterklaas(magisch denken en animistisch denken) ​
  • Jokken: zonder opzet onwaarheden  vertellen

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sociale ontwikkeling Kleuter
Een kleuter is in staat tot sociaal gedrag: het kind kan met anderen meeleven, anderen helpen en iets met andere delen.
Het egocentrisme dat de peuter kenmerkt, verdwijnt. Maken van vriendjes

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Emotionele ontwikkeling Kleuter
Een kind leert wie hij is door wat anderen tegen hem zeggen en door hoe anderen zich tegenover hem gedragen. Vooral wat de ouders tegen het kind zeggen. Het beeld dat een kind van zichzelf heeft, is van grote invloed op de persoonlijkheid van het kind. Een kleuter vergelijkt zichzelf met anderen en denkt na over de vraag wie hij is. Een kind maakt verband tussen oorzaak en gevolg en leert om te gaan met teleurstellingen.

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Seksuele ontwikkeling Kleuter
Castratieangst: de angst bij jongetjes dat hun piemel weg zal gaan ( ze denken dat meisjes ook een piemeltje gehad hebben)​

Penisnijd: meisjes zijn jaloers op de piemel van jongetjes​

Eigen geslachtsdelen als lustobject ontdekken (masterberen)

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De Volwassene


Jong Volwassene  21 - 35 jr
Midden Volwassene 35 - 50 jr
Oudere volwassene 50--65/70 jr











 De volwassene

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Menopauze
De eicellen raken op, menstruatie verandert
Opvliegers en nachtzweten
Reactie van het lichaam op oestrogeen tekort
De overgang
Het gehele proces van beeindigen van vruchtbare periode.
Overgangsklachten
Stemmingswisseling, verstoord slaappatroon, prikkelbaar, droge huid, botontkalking

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Einde

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies