BOA Hoofdstuk 4

We kennen 2 soorten ambtenaren van politie. De ambtenaren belast met de uitvoering van de politietaak en de ambtenaren met andere taken zoals administratieve, technische en andere taken.
A
Juist.
B
Onjuist.
1 / 20
volgende
Slide 1: Quizvraag
Handhaver toezicht en veiligheidMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

We kennen 2 soorten ambtenaren van politie. De ambtenaren belast met de uitvoering van de politietaak en de ambtenaren met andere taken zoals administratieve, technische en andere taken.
A
Juist.
B
Onjuist.

Slide 1 - Quizvraag

De ambtenaren van de rijksrecherche voeren onderzoeken uit naar strafbare feiten begaan door politieagenten en het openbaar bestuur.
A
Juist.
B
Onjuist.

Slide 2 - Quizvraag

De rijksrecherche is onderdeel van het landelijke politiekorps.
A
Juist.
B
Onjuist.

Slide 3 - Quizvraag

De politie heeft tot taak in ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag en in overeenstemming met .......... te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven. Wat moet er op de stippen staan?
A
de wet.
B
de opdrachten van de OvJ.
C
de geldende rechtsregels.
D
het beleid van het landelijke korps.

Slide 4 - Quizvraag

Wat wordt bedoeld met '' in ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag"?
A
De politie moet zich aan de wet houden.
B
De politie moet opdrachten uitvoeren van bijvoorbeeld OvJ.
C
De politie staat voor wat betreft de opsporing boven alle partijen.
D
De politie is bevoegd zijn gezag te laten gelden naar de burger.

Slide 5 - Quizvraag

Wat wordt bedoeld met "in overeenstemming met de geldende rechtsregels?
A
De politie moet er voor zorgen dat de burger zich aan de wet houdt.
B
De politie mag alleen datgene doen waar zij volgens wettelijke voorschriften toe bevoegd zijn.
C
De politie staat boven de wet en heeft daardoor de vrijheid om de wet te overtreden ter uitvoering van de politietaak.

Slide 6 - Quizvraag

De "handhaving van de daadwerkelijke rechtsorde" kunnen we onderverdelen in de handhaving van de openbare orde en het opsporen van strafbare feiten.
A
Juist.
B
Onjuist.

Slide 7 - Quizvraag

Wie is het bevoegd gezag over de politie bij het opsporen van strafbare feiten?
A
De Rechter-Commissaris.
B
De OvJ.
C
De korpschef.
D
De burgemeester.

Slide 8 - Quizvraag

Wie is het bevoegd gezag over de politie bij het handhaven van de openbare orde?
A
De Rechter-Commissaris.
B
De OvJ.
C
De korpschef.
D
De burgemeester.

Slide 9 - Quizvraag

Wie is het bevoegd gezag over de politie bij het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven?
A
De Rechter-Commissaris.
B
De OvJ.
C
De korpschef.
D
De burgemeester.

Slide 10 - Quizvraag

Wie is het bevoegd gezag over de politie bij het handhaven van de openbare orde als er sprake is van bijvoorbeeld een ramp die de gemeentegrenzen overschrijdt?
A
De voorzitter van de veiligheidsregio.
B
De minister van Justitie en Veiligheid.
C
De burgemeester.

Slide 11 - Quizvraag

Wat is een veiligheidsregio?
A
Dit is een gebied in Nederland waar hulpdiensten samenwerken.
B
Dit is een wijk binnen de gemeente waar een verhoogd veiligheidsrisico geldt.
C
Dit is een door de Commissaris der Koning aangewezen gebied in Nederland waar een verhoogd veiligheidsrisico geldt.

Slide 12 - Quizvraag

Hoeveel veiligheidsregio's kent Nederland?
A
10.
B
11.
C
24.
D
25.

Slide 13 - Quizvraag

Een politieagent gebruikt het minst ingrijpende middel (bevoegdheid of wapen) om zijn doel te bereiken. Dit is een voorbeeld van:
A
Het subsidiariteitsbeginsel.
B
Het opportuniteitsbeginsel.
C
Het territorialiteitsbeginsel.
D
Het proportionaliteitsbeginsel.

Slide 14 - Quizvraag

Een politieagent beperkt de mate waarin hij het door hem gekozen middel (bevoegdheid of wapen) inzet om zijn doel te bereiken. Dit is een voorbeeld van:
A
Het subsidiariteitsbeginsel.
B
Het opportuniteitsbeginsel.
C
Het territorialiteitsbeginsel.
D
Het proportionaliteitsbeginsel.

Slide 15 - Quizvraag

Een veiligheidsfouillering mag op iedere persoon worden toegepast indien er uit feiten of omstandigheden een direct gevaar blijkt voor deze persoon, andere personen of de ambtenaar zelf.
A
Juist.
B
Onjuist.

Slide 16 - Quizvraag

Bij het uitvoeren van de vervoersfouillering ontbreekt het criterium dat uit feiten of omstandigheden van direct gevaar sprake moet zijn.
A
Juist.
B
Onjuist.

Slide 17 - Quizvraag

Hoeveel regionale eenheden kent de politie?
A
9.
B
10.
C
11.
D
12.

Slide 18 - Quizvraag

De leiding van een regionale of de landelijke eenheid ligt bij de politiechef.
A
Juist.
B
Onjuist.

Slide 19 - Quizvraag

In het lokaal driehoeksoverleg zitten de voorzitter van de veiligheidsregio, de OvJ en de districtschef/politiechef.
A
Juist.
B
Onjuist.

Slide 20 - Quizvraag