In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Onderdelen in deze les
Herhalings quiz hst 2
Ben jij hoofdstuk 2 de baas?
Slide 1 - Tekstslide
Noem 2 voorbeelden van consumentenorganisaties
Slide 2 - Open vraag
Wat doen consumentenorganisaties
onpartijdige productinformatie geven
Informatie geven aan bedrijven over consumenten
Partijdige informatie geven aan de consument
informatie geven over de rechten en plichten van de consument
actie voeren bij overheid of fabrikanten
Slide 3 - Sleepvraag
vergelijkend warenonderzoek
Slide 4 - Woordweb
Een pot chocoladepasta van het merk Heavenly Hazel kost 2,95 voor een pot van 345 gram. Het merk Nutty choco kost 3,20 voor een pot van 420 gram. Bereken welk merk het goedkoopst is
timer
1:00
Slide 5 - Open vraag
Als een winkelier jou iets verkoopt, moet hij je een .............................. product meegeven
Slide 6 - Open vraag
warenwet
colportagewet
wet productaansprakelijkheid
wet koop op afstand
minimaal 14 dagen bij aankoop via internet, bestelbon
of telefoon voedsel en producten mogen niet schadelijk zijn voor jouw veiligheid of gezondheid. Ook moet er productinformatie op etiketten staan
verkopen aan de deur, bij busreizen of verkoopfeestjes thuis
Slide 7 - Sleepvraag
Deze instantie controleert of bedrijven de consumenten eerlijk behandelen en controleren er sprake is van eerlijke concurrentie
A
de consumentenbond
B
de NVWA (nationale voedsel en warenautoriteit)
C
De ACM (autoriteit consument en markt)
D
het NIBUD
Slide 8 - Quizvraag
Als consument sta je niet sterk in je eentje. Als consumenten zich verzamelen als 1 heel grote groep kun je wel invloed uitoefenen op fabrikanten, dit noem je................
Slide 9 - Open vraag
Vragers op de arbeidsmarkt
aanbieders op de arbeidsmarkt
mensen die op zoek zijn naar een koop- of huurwoning
woningen die te huur of te koop worden aangeboden
Slide 10 - Sleepvraag
Een instantie die betaalbare huurwoningen moet bouwen, verhuren en onderhouden noem je een ............................................
Slide 11 - Open vraag
om huurtoeslag te kunnen krijgen moet je aan 2 voorwaarden voldoen: welke 2?
A
je mag geen strafblad hebben en je moet een uitkering hebben
B
je mag geen hoog inkomen of teveel spaargeld hebben en de huur mag niet te hoog zijn
C
je moet getrouwd zijn en/of kinderen hebben en je moet een uitkering hebben
D
de huur mag niet te hoog zijn en je moet getrouwd zijn
Slide 12 - Quizvraag
waar of niet waar? Kosten koper (k.k.) betaal je bij nieuwe en bestaande woningen
A
waar
B
niet waar
Slide 13 - Quizvraag
Uit welke 2 soorten kosten bestaan de kosten koper (k.k)?
A
btw en overdrachtsbelasting
B
overdrachtsbelasting van 2% en advocaatkosten
C
advocaatkosten en btw
D
notariskosten en 2%overdrachtsbelastingg
Slide 14 - Quizvraag
waar
niet waar
de betaalde rente kun je deels terugkrijgen van de belastingdienst
een hypotheek duurt meestal 30 jaar
je mag niet eerder aflossen dan 30 jaar
onderpand betekent: de bank mag je huis verkopen als je niet betaalt
de gemeente betaalt mee aan groot onderhoud van je koopwoning
Slide 15 - Sleepvraag
Lisa en Bart huren een woning voor €713 per maand. HUn gezamenlijke inkomen is €2750 per maand. Ook krijgen zij €85 euro huurtoeslag per maand Hoeveel procent van hun inkomen zijn Lisa en Bart kwijt aan huur? hou rekening met de huurtoeslag
A
713: 100 x2750=19,6%
B
713: 2750 x 100% = 25,9%
C
713 - 85 = 628
628:2650 x 100% = 22,8%
Slide 16 - Quizvraag
Een laptop van Bcc kost €745 euro. Bij Bol.com betaal je €799 voor dezelfde laptop. Bereken hoeveel procent de laptop van bcc goedkoper is dan die van Bol.com
A
€799 - €745 = 54 euro verschil
54 : 799 x 100 = 6,7% goedkoper
B
€799 - 745 = 54 euro verschil
54: 745 x 100 = 7,2%