Hoofdstuk 2 Quizz

Quizz: Hoofdstuk 2
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Quizz: Hoofdstuk 2

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

consumentenorganisaties doen onderzoek naar gelijk soortige producten van verschillende merken hoe heet zo'n onderzoek ?
A
vergelijkend warenonderzoek
B
merkonderzoek
C
producten onderzoek
D
prijs onderzoek

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke hoort NIET tot de consumentenorganisaties?
A
ANWB
B
Vereniging Eigen Huis
C
IKEA
D
Goede Waar & Co

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke term hoort bij:
de macht/kracht van de consument op wat de producent verkoopt.
A
Consumentenmacht
B
Koperskeuze
C
Consumer Power
D
Danoontje Power

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

AH melk kost € 1,15.
Jumbo melk kost € 1,09.
Hoeveel % is de AH-melk duurder?
A
5,2%
B
5,3%
C
5,5%
D
5,6%

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noem je het als je met een grote groep consumenten veel invloed hebt op de producten die verkocht worden?
A
Vergelijkend warenonderdzoek
B
Consumer power
C
Actie van een consumentenorganisatie
D
Consumentenbond

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat doen consumentenorganisaties NIET?
A
Onpartijdige informatie geven
B
Informatie geven over de rechten en plichten van de consument
C
Opkomen voor detaillisten
D
Acties voeren om de belangen van consumenten te beschermen bij overheid en bedrijven

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je hebt een abonnement van € 120 op de Telegraaf afgesloten in het centrum van je woonplaats. Mag je dit opzeggen na 8 dagen?
A
Nee, want je hebt een product op maat gekocht.
B
Ja, want je hebt een bestelbon ingevuld.
C
Nee, want je hebt een aankoop onder de € 150 gedaan.
D
Ja, want je hebt een aankoop op straat gedaan boven de € 50.

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bonno is vader van drie kinderen en heeft aan de deur kinderpostzegels gekocht. Na acht dagen heeft hij spijt. Kan hij de koop terugdraaien?
A
Ja. Hij is handelingsonbekwaam.
B
Ja. Hij richt zich op de colportagewet.
C
Ja. Hij richt zich op de Wet koop op afstand.
D
Nee. De koop is gedaan en hij is handelingsbekwaam.

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De warenwet is
A
De mensen die voedsel controleren
B
De mensen die de waarde controleren van een product
C
De wet waarin staat dat voedsel en andere producten niet schadelijk mogen zijn
D
De wet waarin staat dat een product voor eerlijke waarde verkocht moet worden

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

NVWA is de afkorting van
A
Nederlandse vereniging water afname
B
Nederlandse Vereniging Waren Afname
C
Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit
D
Nieuwe Vakvereniging Waren Autoriteit

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke wet zorgt voor een bedenktijd voor verkoop via internet en telefoon?
A
Wet koop op afstand
B
Colportage wet
C
Warenwet
D
Wet productaansprakelijkheid

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat regelt het consumentenrecht?
A
Hoe consumenten producten kunnen kopen via het internet
B
Beschermt consumenten bij aankoop van producten
C
Waar consumenten een klacht kunnen indienen
D
Binnen hoeveel tijd je spullen kunt retourneren

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie betaalt de onroerendezaakbelasting (OZB)?
A
de eigenaar van een huis
B
de huurder van een huis
C
de overheid
D
de makelaar

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is juist?
A
Bij een huurhuis is de huurbaas de eigenaar.
B
Bij een koophuis betaal je huur.
C
Een hypotheek wordt iedere maand hoger.
D
Bij een huurhuis heb je altijd recht op huurtoeslag.

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke gemeentelijke belasting wordt geheven als je een huis bezit?
A
Afvalstoffenheffing
B
OZB
C
Waterschapsbelasting
D
Rioolheffing

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies



Een broodje gezond kost bij de HEMA €4,50 en bij Bakker Bart €5,-.
Hoeveel procent is Bakker Bart duurder dan de HEMA?



A
10%
B
11,1%
C
12,1%
D
10,1%

Slide 17 - Quizvraag

Whiteboard
Welke soort gemeentelijke belasting hoort bij de afbeelding?
A
rioolheffing
B
hondenbelasting
C
afvalstoffenheffing
D
onroerendezaakbelastingen (OZB)

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Uit welke 2 soorten kosten bestaan de kosten koper (k.k)?
A
btw en overdrachtsbelasting
B
overdrachtsbelasting van 2% en advocaatkosten
C
advocaatkosten en btw
D
notariskosten en 2% overdrachtsbelasting

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de juiste begrippen naar de juiste plek. 
Koopwoningen
Sociale sector woningen
vrije sector woningen
huurwoningen

Slide 20 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn maatschappelijke kosten?
A
Kosten die banken en bedrijven maken voor werknemers
B
Kosten die de maatschappij maakt voor collectieve voorzieningen
C
Kosten die de overheid maakt voor o.a. collectieve voorzieningen
D
Kosten van de maatschappij voor de wereldeconomie

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een vorm van milieuschade?
A
Luchtvervuiling
B
Plastic in de zee
C
verbruik van grondstoffen
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een voorbeeld van maatschappelijke kosten?
A
Als een bedrijf Failliet gaat, moeten wij de openstaande kosten betalen.
B
Als een bedrijf afval dumpt en de overheid de schoonmaakkosten hiervoor betaalt.
C
Consumenten die bezorgkosten betalen om hun pakketje te laten bezorgen.

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

maatschappelijke kosten wordt betaald door
A
samenleving
B
bedrijven
C
overheid

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Imre woont in een appartement. De huur is € 550 per maand. Hij ontvangt maandelijks €185 huurtoeslag. Bereken hoeveel procent van de huur Imre zelf uiteindelijk kwijt is.
A
66,4%
B
66,3%
C
33,6%
D
33,7%

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies