Present + Past tense (simple continuous perfect) if sentences - H3+A3

Wat weet je nog van de
present simple?
1 / 24
volgende
Slide 1: Open vraag
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Wat weet je nog van de
present simple?

Slide 1 - Open vraag

Present Simple
  1. Tegenwoordige tijd
  2. SHIT-regel (-s)

Slide 2 - Tekstslide

Welk woord is correct in deze zin:
My best friend _______ to me every week. (To write)
A
Write
B
Writes
C
writees
D
writs

Slide 3 - Quizvraag

Wat weet je nog van de past simple?

Slide 4 - Open vraag

Past Simple
  1. Verleden tijd
  2. Stam + (e)d
  3. Onregelmatige werkwoorden

Slide 5 - Tekstslide

Welk woord is correct in deze zin:
When he was young, he ____ in Germany. (To live)
A
Lives
B
Live
C
Lived
D
Lifed

Slide 6 - Quizvraag

Wat weet je nog van de
present continuous?

Slide 7 - Open vraag

Present continuous
  1. Tegenwoordige tijd, langere periode.
  2. Am/is/are + werkwoord + -ing
    = To work --> Am/is/are working
  3. Right now, at the moment, currently

Slide 8 - Tekstslide

Welke vorm is correct in deze zin:
The boy ________ at the moment.
(To walk)
A
walks
B
is walking
C
are walking
D
walked

Slide 9 - Quizvraag

Wat weet je nog van de
past continuous?

Slide 10 - Open vraag

Past Continuous
  1. Verleden tijd, langere periode
  2. Was/Were + werkwoord + -ing
    = To laugh --> Was/Were laughing
  3. Bij I, He, She en It gebruik je 'Was'

Slide 11 - Tekstslide

Wat weet je nog van de present perfect?

Slide 12 - Open vraag

Welke vorm is correct in deze zin:
Yesterday, they _________ for two hours.
(To read)
A
was reading
B
were reading
C
read
D
reading

Slide 13 - Quizvraag

Present perfect

  1. Have/Has + Werkwoord + (e)d 
    Play -> Have Played 
    Agreed -> Has Agreed
  2. Wanneer gebruik je  Have en wanneer Has? 
    Have: I, You, We, They 
    Has: He, She en It

Slide 14 - Tekstslide

Maak de volgende zin af met de present perfect:
I _________ English.
A
Learn
B
Learned
C
Have learned
D
Has learned

Slide 15 - Quizvraag

Wat weet je nog van de past perfect?

Slide 16 - Open vraag

Past Perfect
  1. Gebeurt in het verleden... en dan daarvoor
    Before death, man had given all his money to charity.
  2. Altijd twee gebeurtenissen
  3. Had + Werkwoord +(e)d
    Right after he had shouted to me, he ran away.
  4. Onregelmatige werkwoorden
    To lose --> Had lost
    To see --> Had seen

Slide 17 - Tekstslide

Maak de volgende zin af met de past perfect:
As soon as we _________ our drinks, we went to school.
(To finish)
A
Have finished
B
Had finished
C
Finished
D
Has finished

Slide 18 - Quizvraag

Wat weet je nog van het maken van
'If-sentences'.

Slide 19 - Open vraag

If-sentences (tegenwoordige tijd)
  1. In welk deel staat 'If'?
  2. Daar gebruik je Present Simple
    If it rains,
  3. In het tweede deel gebruik je Will + het hele werkwoord.
    If it rains, we will get wet.

Slide 20 - Tekstslide

If-sentences (verleden tijd)
  1. In welk deel staat 'if'?
  2. In dat deel gebruik je Past Simple
    If I won the lottery
  3. In het tweede deel gebruik je Would + het hele werkwoord.
    If I won the lottery, I would buy a car.

Slide 21 - Tekstslide

Maak een correcte 'if sentence':
If she can keep a secret,
we .....(tell) her something.
A
will tell
B
tell
C
told
D
have to tell

Slide 22 - Quizvraag

Are there any questions?

Slide 23 - Tekstslide

Welk leesboek lees je op dit moment?

Slide 24 - Woordweb