Leerjaar 2N4 Schrijven LE13_LE14 P5/P6

Meedoen?

student.lessonup.nl

1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Meedoen?

student.lessonup.nl

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je nog van het schrijven van een zakelijke brief?

Slide 2 - Open vraag

Persoonlijke brief

- je schrijft naar een bekende

- datering

- elke aanhef is goed

- doel mag onduidelijk zijn

- indelen in alinea's

- 'straattaal' mag

- naam eronder

Zakelijke brief

- vaste indeling

- niet met: "Ik" beginnen

- Geachte heer, mevrouw,

- inleiding, midden, slot

- afsluiting

- handtekening en naam

- formeel taalgebruik

Slide 3 - Tekstslide

Juiste adressering?
A
Veronica Peters Goudstraat 18 3512 PM Utrecht
B
Veronica Peters Goudstraat 18 3512PM Utrecht
C
Veronica Peters Goudstraat 18, 3512 PM Utrecht
D
Veronica Peters Goudstraat 18 3512 PM Utrecht

Slide 4 - Quizvraag

Juiste datering?
A
Apeldoorn, 20-01'20
B
Datum: 20 januari 2020
C
Apeldoorn, 20 januari 2020
D
Maandag, 20 januari 2020

Slide 5 - Quizvraag

Welke aanhef is juist?
A
Geachte heer, mevrouw,
B
Beste meneer Jansen,
C
Geachte mevrouw Patricia de Vries,
D
Geachte mevrouw De Vries,

Slide 6 - Quizvraag

Welke afsluiting is juist?
A
Hoogachtend, handtekening Bedrijfsnaam Naam, functie
B
Hoogachtend, handtekening Naam, functie Bedrijfsnaam
C
Hoogachtend, Naam, functie Bedrijfsnaam handtekening
D
Hoogachtend, Bedrijfsnaam handtekening Naam, functie

Slide 7 - Quizvraag

Conventies zakelijke brief
  1.  Afzender
  2. Datering (plaats, datum)
  3. Adressering
  4. Betreft
  5. Aanhef
  6. Briefinhoud:minimaal 3 alinea's
  7. Ondertekening (hoogachtend, bedrijfsnaam, handtek, naam en functie)
  8. Bijlage(n)

Slide 8 - Tekstslide

Volgorde zakelijke brief
hieronder het vervolg
rechts het vervolg
Afzender
Plaats, datum
Geadresseerde
Betreft
Aanhef
Inleiding
Kern
Slot
Ondertekening
Bijlagen

Slide 9 - Sleepvraag

persoonlijke/zakelijke e-mail

aan:


cc:


bcc:


onderwerp:

hier voer je de e-mailadressen in
ontvanger van de kopie
geheime kopie: blind carbon copy

Slide 10 - Tekstslide

Hij wordt door zijn compagnon slecht (behandelen).






Selecteer om teknippen, kopiëren ofte verwijderen




27







Dit wordt getoondin de klassikale leswanneer je op'geef les' klikt.








Dit wordt getoondin de gedeelde les dieleerlingen zelfstandigkunnen doen.







Differentiëer






Differentiëer





Extra oefening









Extra uitdaging









Instellingen









































Youtube

2:30












































Selecteer om teknippen, kopiëren ofte verwijderen




27







Dit wordt getoondin de klassikale leswanneer je op'geef les' klikt.








Dit wordt getoondin de gedeelde les dieleerlingen zelfstandigkunnen doen.







Differentiëer






Differentiëer





Extra oefening









Extra uitdaging









Instellingen









































Youtube

2:30





































Zijn compagnon heeft hem lelijk (behandelen).




A
behandelt
B
behandeld

Slide 11 - Quizvraag

Je (geloven) toch niet alle verhalen die dat meisje je (vertellen).
A
geloofd, verteld
B
geloofd, vertelt
C
gelooft, verteld
D
gelooft, vertelt

Slide 12 - Quizvraag

Het verliefde stelletje liep naar het (verlaten) strand.
A
verlate
B
verlaatte
C
verlaten
D
verlaatten

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Dit?
Of dat?

Slide 30 - Tekstslide

Dilemma op donderdag:
Altijd slechte wifi! -OF- Je wordt één keer per week onverwacht in je gezicht gepoept door een vogel?

Slide 31 - Open vraag

Wat heb je nu (al een beetje) bedacht?
A
een mening
B
een argument
C
een tegenargument
D
een weerlegging

Slide 32 - Quizvraag

Een mening...
...dat is iets wat aangeeft wat jij vindt. Een mening kun je goed beginnen met 'ik vind'. Een andere mogelijkheid is: 'Mijn mening is...', of 'Je kunt wel stellen dat...' Synoniemen voor 'mening' zijn: 'discussiepunt', 'opinie' of 'standpunt'.

Slide 33 - Tekstslide

Mening of feit?
Naast meningen, waarover je kunt discussiëren, bestaan uiteraard feiten. Feiten zijn controleerbaar, onderzoekbaar. Daarover kan in principe niet gediscussieerd worden.

Slide 34 - Tekstslide

Vogelpoep is lastig te verwijderen van je fiets.
A
feit
B
mening

Slide 35 - Quizvraag

Wifi is op onze school aanwezig.
A
feit
B
mening

Slide 36 - Quizvraag

Vogelpoep is soms vloeibaar.
A
feit
B
mening

Slide 37 - Quizvraag

Waarom heb je gekozen voor de ene of andere kant van het dilemma?

Slide 38 - Open vraag

Wat heb je nu geformuleerd?
A
een mening
B
een argument
C
een tegenargument
D
een weerlegging

Slide 39 - Quizvraag

Een argument...
...geeft de reden weer waarom je iets vindt. Je ondersteunt (en verdedigt) hiermee je mening. Met argumenten kun je een ander (proberen te) overtuigen.

Slide 40 - Tekstslide

Waarom zou iemand voor het andere dilemma hebben gekozen?

Slide 41 - Open vraag

Wat heb je nu geformuleerd?
A
een mening
B
een argument
C
een tegenargument
D
een weerlegging

Slide 42 - Quizvraag

Een tegenargument...
...is een argument dat in het hoofd van je 'tegenstander' kan bestaan. Als je je verdiept in het hoofd van een tegenstander, en dus de tegenargumenten verkent, begrijp je waarom anderen iets anders vinden, maar je kunt dan ook gemakkelijker een ander overtuigen.
 

Slide 43 - Tekstslide

Een weerlegging...
...is het antwoord dat jij kunt geven op het tegenargument van je tegenstander. Als je van tevoren bedenkt wat de ander vindt, kun je dit antwoord ook alvast formuleren.

Slide 44 - Tekstslide

Als je het ingebeelde argument van een ander 'ongedaan' wilt maken, dan gebruik je...
A
een mening
B
een argument
C
een tegenargument
D
een weerlegging

Slide 45 - Quizvraag

Welk rijtje signaalwoorden kun je gebruiken om een argument aan te geven?
A
want, omdat, in tegenstelling tot
B
omdat, daarom, echter
C
echter, omdat, want
D
want, omdat, daarom

Slide 46 - Quizvraag

Welk rijtje signaalwoorden kun je goed gebruiken om een tegenargument en/of een weerlegging aan te geven?
A
doordat, ten slotte, echter
B
ten slotte, echter, kortom
C
echter, in tegenstelling tot, daarentegen
D
in tegenstelling tot, kortom, dus

Slide 47 - Quizvraag

Een conclusie...
...is iets wat bijna automatisch volgt uit jouw argumenten. Hij wordt vaak ingeleid door signaalwoord als: 'concluderend', 'kortom' of 'dus'. Een conclusie wordt opnieuw gevormd door jouw mening, maar dan in net weer andere woorden.

Slide 48 - Tekstslide