Oefentoets Sociaal-Maatschappelijke Dimensie


Wat is een voorbeeld van een kenmerk van persoonlijke identiteit dat is ontstaan door omstandigheden?
A
Je bent onzeker geworden doordat je veel gepest bent.
B
Je hebt krullen en sproeten, net als veel familieleden.
C
Je hebt van nature veel talent voor pianospelen.
D
A, B en C zijn juist.
1 / 15
volgende
Slide 1: Quizvraag
BurgerschapMBOStudiejaar 1-4

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les


Wat is een voorbeeld van een kenmerk van persoonlijke identiteit dat is ontstaan door omstandigheden?
A
Je bent onzeker geworden doordat je veel gepest bent.
B
Je hebt krullen en sproeten, net als veel familieleden.
C
Je hebt van nature veel talent voor pianospelen.
D
A, B en C zijn juist.

Slide 1 - Quizvraag



Wat is een voorbeeld van je sociale identiteit?
A
Amateurvoetballer zijn.
B
Fan zijn van Rihanna.
C
Moslim zijn.
D
A, B en C zijn juist

Slide 2 - Quizvraag


Je komt aan op het station en weet niet waar de
uitgang is. Je ziet dat de meeste mensen een bepaalde richting uitlopen. Jij kiest ook voor die kant. Waar is dit een voorbeeld van?

A
Groepsgedrag
B
Sociale identiteit
C
Verschillende rollen en gedrag
D
Vorming door omstandigheden

Slide 3 - Quizvraag


Welke van onderstaande uitspraken is of zijn juist?
I - Normen en waarden horen bij het begrip cultuur.
II - Muziek, taal en kunst horen bij het begrip cultuur.





Welke van onderstaande uitspraken is of zijn juist?
I - Normen en waarden horen bij het begrip cultuur.
II - Muziek, taal en kunst horen bij het begrip cultuur.
A
I en II zijn beiden juist
B
I en II zijn beiden onjuist
C
I is juist, II is onjuist
D
I is onjuist, II is juist

Slide 4 - Quizvraag



Op basis waarvan kan een subcultuur ontstaan?
A
Afkomst
B
Muzieksmaak
C
Woonplaats
D
A, B en C zijn juist

Slide 5 - Quizvraag


Wat wordt er bedoeld met ‘assimilatie’?
A
Een nieuwkomer past zich volledig aan de bestaande cultuur aan.
B
Gewoontes of gebruiken worden van generatie op generatie doorgegeven.
C
Groepen leven naast elkaar maar wisselen niks uit.
D
Nieuwe mensen of elementen worden opgenomen in een bestaande cultuur.

Slide 6 - Quizvraag


Wat is de beste beschrijving van een norm?

A
Alle dingen die een groep mensen denkt, doet en heeft.
B
Een idee over wat normaal is of een regel over hoe je je moet gedragen.
C
Gebruik of gewoonte die van generatie op generatie wordt doorgegeven.
D
Iets wat een persoon of een groep belangrijk vindt in het leven.

Slide 7 - Quizvraag


Nederland is een pluriform land. Wat wordt daarmee bedoeld?
A
Het is een land met botsende normen en waarden.
B
Het is een land met verschillende subculturen.
C
Het is een land met verschillende levensstijlen.
D
Het is een land waarin de integratie voltooid is.

Slide 8 - Quizvraag


Wat is een goed voorbeeld van sekse?
A
Iemand draagt graag stoere mannenkleding.
B
Iemand heeft een penis en borsthaar.
C
Iemand vindt het slecht als een vrouw kort haar heeft.
D
Twee mannen die met elkaar naar bed gaan.

Slide 9 - Quizvraag


In een reclamefolder staat bij een speelkeuken voor kinderen:
“Net zo lekker koken als mama!”. Op de foto staat een klein meisje.
Wat voor kritiek kun je hebben op de maker van deze folder?
A
De discriminatie dat jongens meestal minder in het huishouden hoeven te doen.
B
De ongelijke behandeling van jongens en meisjes bij gelijke geschiktheid.
C
Het idee dat mannen minder goed kunnen koken dan vrouwen.
D
Het vooroordeel dat het koken voor meisjes en vrouwen is.

Slide 10 - Quizvraag


Stel dat jij teamleider in een bedrijf zou zijn. Welke waarden en waarden en normen zou jij belangrijk vinden op de werkvloer?

Slide 11 - Open vraag



Noem 1 identiteitskenmerken die nature is, 1 die nurture is.

Slide 12 - Open vraag



Noem een belangrijke waarde met voorbeeld

Slide 13 - Open vraag


Noem een voorbeeld van hoe jij verschilt in je sociale identiteit thuis en op werk.

Slide 14 - Open vraag


Vond je dit een fijne manier om te oefenen?
A
Ja
B
Nee

Slide 15 - Quizvraag