Historische Vaardigheden

Bij welke paragraaf zijn jullie gebleven?
5.1
5.2
5.3
5.4
1 / 27
volgende
Slide 1: Poll
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Bij welke paragraaf zijn jullie gebleven?
5.1
5.2
5.3
5.4

Slide 1 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Historische Vaardigheden 
Continuïteit en verandering
Bronnen behandelen 
Feit en mening
Oorzaken en gevolgen op verschillende gebieden
Oorzaken en gevolgen
Werken met structuurbegrippen: verandering, continuïteit, sociaal, economisch, cultureel
Primaire- en secundaire bronnen
Je kunt gebeurtenissen ordenen in eeuw, tijdvak, periode en jaar
Bronnenanalyse: tekstbronnen/beeldbronnen




















Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Continuïteit en verandering 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Continuïteit en verandering 
Continuïteit = iets dat hetzelfde blijft (kan ook een ontwikkeling zijn die steeds op dezelfde manier door blijft gaan)

Verandering = een wijziging/iets dat verandert

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld
Verandering: De Romeinse Republiek werd het Romeinse Rijk
Continuïteit: De consuls bleven bestaan in het Romeinse Rijk

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verandering of Continuïteit?
In de oudheid was het Romeinse rijk een wereldrijk. Een groot rijk dat over
verschillende werelddelen verspreid was. 
Het wereldrijk werd bestuurd door één persoon. 
Dit ging niet lang door, langzaam viel het rijk uiteen en er ontstonden
Germaanse koninkrijken, die uiteindelijk het Frankische rijk genoemd werden.


Antwoord
Verandering

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verandering of Continuïteit?
Het christendom ontstond rond 30 .C. nadat Jezus van Nazareth werd gekruisigd.
In 52 n.C. begon Paulus actief het christendom te verspreiden, door naar andere landen
te reizen en mensen daar proberen te bekeren. Ondanks dat aan het eind van de 3
eeuw werd er geprobeerd om het christendom uit te roeien dat lukte niet.
In 313 gaf keizer Constantijn de christenen godsdienstvrijheid. Het Christendom werd
door Clovis een staatsgodsdienst gemaakt in 380.
Antwoord
Continuïteit: het christendom
Verandering: kijk die men heeft op het christendom

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bronnen 
  • Tekstbronnen
  • Afbeeldingen
  • Primaire- en secundaire bronnen
 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stappenplan bronvraag beantwoorden
Stap 1
Lees de vraag goed
Kijk naar de instructiewoorden (beschrijf, noem, verklaar, reken uit, geeft het verband aan tussen, enzovoort)
(Instructiewoorden markeren kan helpen)

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stappenplan bronvraag beantwoorden
Stap 2
Afbeelding als bron:
Bekijk de bron
 Wat zie je letterlijk in de afbeelding?
Staat er een bijschrift bij?

Tekst als bron:
 Lees de bron.
Onderstreep of markeer woorden die je denk nodig te hebben voor je antwoord.
Kijk of de bron een beschrijving heeft.




Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stappenplan bronvraag beantwoorden
Stap 3
Formuleer je antwoord
    In de tekst heb ik gelezen dat.......
 In de afbeelding zie je.......

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden

Slide 12 - Tekstslide

Op de kaart is te zien dat het Romeinse Rijk zich vanaf 201 v.C. uitbreidde naar gebieden buiten Italië.
Voorbeeld tekstbron
Bron 1
 In de 1e eeuw n.C. woonden er zo’n 20.000 mensen in de Romeinse stad Nemausus (tegenwoordig Nîmes, Zuid-Frankrijk). Zij hadden behoefte aan goed drinkwater uit de heuvels. Daarom werd een aquaduct gebouwd van 50 kilometer lang. Het begin lag iets hoger dan het eind, zodat het water vanzelf naar de stad stroomde. Probleem was wel dat het aquaduct een rivier moest oversteken. Daarom maakte men deze brug van bijna 50 meter hoog. Het duurde veertien jaar voor hij klaar was en het water bovenlangs naar de stad kon stromen. Deze brug staat er nog steeds. Dat komt door het gebruik van bogen. Door deze Romeinse uitvinding kon de brug hoog en stevig zijn, zonder dat je veel stenen hoefde te gebruiken.

Vraag 1
Leg uit waarom deze bron goed past bij de Romeinse cultuur.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Primaire- en secundaire bronnen
Primaire bron
Een primaire bron is een oorspronkelijke bron. Het is dus het eerste materiaal dat beschikbaar was van een bepaalde gebeurtenis, een object of een persoon.

Secundaire bron
Een secundaire bron is een bron over een bron. De secundaire bron interpreteert, analyseert of maakt een samenvatting van een primaire bron. 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Primair of secundair?
Antwoord
Links = primair, want het is een orgineel beeldhouwwerk uit de tijd van de bron
Rechts = secundair, want het schilderij komt niet uit de tijd van de bron

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Primair of secundair?
Antwoord
Links = secundair, want het schilderij komt niet uit de tijd van de bron
Rechts = primair, want het is een orginele munt uit de tijd van de bron

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Feit of Mening?

Een feit kan gecontroleerd/bewezen worden (met bronnen)

Een mening is wat iemand vind (er bestaan vaak verschillende meningen)

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld
Feiten over de Atheense democratie

1) In Athene mochten vrouwen niet deelnemen aan de politiek.

2) De ‘regering’ van 50 mannen werd iedere maand gewisseld.

Meningen over de Atheense democratie

1)de democratie is de beste uitvinding van de Atheners.

2) De Atheense manier van democratie is beter dan moderne vormen van democratie

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Feiten of meningen?
Bron 1 De Atheense wetenschapper en filosoof Aristoteles (384-322 v.C.) bespreekt wat een goede vrouw is. De tekst is uit circa 330 v.C.
Een goede vrouw is de baas in haar huis en zorgt voor het huishouden. Ze mag niemand in huis toelaten zonder dat haar man het weet. Hij vreest vooral de roddels van andere vrouwen, die de geest vergiftigen. Zij hoeft alleen te weten wat er binnenshuis gebeurt. […] Het is haar doel haar man te gehoorzamen, en zich niet te bemoeien met openbare zaken en het arrangeren van de huwelijken van haar kinderen. […] Als kinderen door zowel hun vader als door hun moeder goed worden opgevoed, zullen ze brave en trouwe kinderen zijn. […] Het is daarom belangrijk dat de man zijn vrouw constant opvoedt. […] Een man bewijst een goede echtgenote de meeste eer door haar trouw te zijn en haar niet voor een ander te verruilen.
Staan er feiten of meningen in deze bron?

Slide 19 - Tekstslide

Antwoord: meningen
Oorzaken en gevolgen
Een oorzaak verklaart waarom iets is gebeurd.
Elke gebeurtenis of ontwikkeling zorgt op haar beurt weer voor veranderingen. Dat zijn gevolgen.

Oorzaken hebben vaak te maken met wat iemand of een groep mensen doet. Op sommige oorzaken heeft een mens weinig invloed, zoals een verandering in het klimaat. Oorzaken beïnvloeden elkaar en leiden samen tot een bepaalde verandering. Een gebeurtenis heeft altijd meerdere oorzaken.
Op dezelfde manier leidt één gebeurtenis ook tot allerlei kleine en grote veranderingen. Een gebeurtenis heeft dus ook meerdere gevolgen

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ordenen
Er zijn verschillende manieren waarop je informatie kan ordenen.
Met geschiedenis gebruiken wij meestal schema's of tijdlijnen.

Wat orden je dan?
  • Gebeurtenissen 
  • Verschijnselen 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld
De 10 tijdvakken is een voorbeeld van ordenen.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eeuwen, jaren, dagen....
Een eeuw is een tijdsduur van honderd jaar. De eerste eeuw n.C. loopt van 1 tot en met 100, de tweede eeuw n.C. van 101 tot en met 200 enzovoort. De eerste eeuw v.C. loopt van 100 v.C. tot en met 1 v.C. enzovoort.

Historici delen het verleden op in grote stukken: reeksen van eeuwen of jaren die bij elkaar horen. Bij grote veranderingen in het verleden laten historici vaak een nieuw tijdvak of een nieuwe periode beginnen.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schema's

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werken met structuurbegrippen
Wat zijn structuurbegrippen?

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden
Verandering:
continuïteit:
 sociaal:
 economisch:
cultureel:
politiek:


Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies