2HV Woordsoorten herhaling jaar 1

Woordsoorten
Klas 2
herhaling woordsoorten jaar 1
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Woordsoorten
Klas 2
herhaling woordsoorten jaar 1

Slide 1 - Tekstslide


Kies de juiste woordsoort.
Je moet ook nooit cola drinken bij de computer.
A
Zelfstandig naamwoord (zn)
B
Voorzetsel (vz)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
D
Lidwoord (lw)

Slide 2 - Quizvraag


Kies de juiste woordsoort.
Ik fiets nog snel even naar de winkel.
A
Bepaald lidwoord (blw)
B
Onbepaald lidwoord (olw)

Slide 3 - Quizvraag


Kies de juiste woordsoort.
Gisteravond heb ik een film gekeken.
A
Zelfstandig werkwoord (zww)
B
Zelfstandig naamwoord (znw)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
D
Hulpwerkwoord (zww)

Slide 4 - Quizvraag


Kies de juiste woordsoort.
Gelukkig mag ik straks weer naar huis.  
A
Bijwoord (bw)
B
Zelfstandig naamwoord (zn)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
D
Voorzetsel (vz)

Slide 5 - Quizvraag

Noteer de/het bijvoeglijk naamwoord(en) (bn)
Ons nieuwe huis is mooi en groot.

Slide 6 - Open vraag


Ik zoek de betekenis van het woord straks even op. 

A
Voorzetsel
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijke naamwoord
D
Bijwoord

Slide 7 - Quizvraag

Hoeveel zelfstandig naamwoorden (zn) staan er in onderstaande zin?
Jip en Janneke hebben een hond die Takkie heet.

Slide 8 - Open vraag


Kies de juiste woordsoort.
Ik heb veel nagedacht.
A
Zelfstandig werkwoord (zww)
B
Hulpwerkwoord (hww)

Slide 9 - Quizvraag

Hoeveel voorzetsels staan er in onderstaande zin?
Na de gymles op school kleden de leerlingen zich altijd snel om.

Slide 10 - Open vraag

Bepaald lidwoord
Zelfstandig naamwoord
Werkwoord
Onbepaald lidwoord
Een 
het
de
denkt
spinnen
pauze
geheugen
toetje
toets
getekend
dans

Slide 11 - Sleepvraag


Kies de juiste woordsoort.
Ik heb gisteren drie hoofdstukken in mijn boek gelezen!
A
Zelfstandig werkwoord (zww)
B
Hulpwerkwoord (hww)

Slide 12 - Quizvraag


Ik heb hele goede cijfers op mijn rapport!  
A
Bepaald lidwoord (blw)
B
Voorzetsel (vz)
C
Zelfstandig naamwoord (zn)
D
Onbepaald lidwoord (olw)

Slide 13 - Quizvraag

Hoeveel voorzetsels bevat de zin? Gedurende de dag stap ik meerdere malen op mijn fiets.

Slide 14 - Open vraag


Op zaterdag slaapt mijn broer altijd heel lang uit
A
Wel een voorzetsel
B
Geen voorzetsel

Slide 15 - Quizvraag

Hoeveel zelfstandig naamwoorden (zn) staan er in onderstaande zin?
In augustus gaan mijn oom en tante altijd naar Spanje.

Slide 16 - Open vraag


Kies de juiste woordsoort.
Ik heb ontzettend veel gegeten.
A
Bijvoeglijk naamwoord
B
Lidwoord
C
Bijwoord
D
Zelfstandig naamwoord

Slide 17 - Quizvraag

Hoeveel bijwoorden staan er in onderstaande zin?
Het grote lokaal was heel koud.

Slide 18 - Open vraag

De tandarts is vandaag afwezig,  want                 is ziek.                 
Nina vindt John leuk. Ze is verliefd op 
Wanneer gaan                     verhuizen?
Hoeveel boterhammen eet                   per dag? 
hij
je
ik
hem
zij

Slide 19 - Sleepvraag

Wie haalt jullie op?

jullie =
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord

Slide 20 - Quizvraag

mijn huis.
mijn=
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord

Slide 21 - Quizvraag

Wij hebben ons vergist.
wij =
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord

Slide 22 - Quizvraag

Is 'mij' persoonlijk of bezittelijk:
Dat boek is van mij.
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord

Slide 23 - Quizvraag

Zijn pen doet het niet.

Is 'zijn' een bezittelijk of een persoonlijk voornaamwoord?
A
bezittelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord

Slide 24 - Quizvraag

Wat is het bez. vnw.?
Heb jij mijn tas meegenomen ?

Slide 25 - Open vraag

Wat is het bez. vnw?
Smaakt jouw kroket ook zo vies?

Slide 26 - Open vraag

Maak een zin met een persoonlijk voornaamwoord.

Slide 27 - Open vraag

Maak een zin met een bezittelijk voornaamwoord.

Slide 28 - Open vraag