Persoonsvorm
Werkwoorden zijn?
A
doe-woorden
B
antwoorden
C
hoofdletters
D
zielige woorden
1 / 13
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Werkwoorden zijn?
A
doe-woorden
B
antwoorden
C
hoofdletters
D
zielige woorden
Slide 1 - Quizvraag
Hoeveel werkwoorden?
Jan heeft de baby de fles gegeven
Jan heeft de baby de fles gegeven
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 2 - Quizvraag
Welke van de volgende woorden zijn werkwoorden?
A
Stoeien
B
Stoelen
C
Stoere
D
Roeien
Slide 3 - Quizvraag
Noteer alle werkwoorden:
Ik ben ondanks mijn blessure doorgegaan.
Ik ben ondanks mijn blessure doorgegaan.
A
ben
B
ben doorgegaan
C
blessure
D
blessure doorgegaan
Slide 4 - Quizvraag
Dat hebben we gisteren afgesproken.
Welke 2 woorden zijn werkwoorden?
Welke 2 woorden zijn werkwoorden?
A
hebben
B
we
C
gisteren
D
afgesproken
Slide 5 - Quizvraag
Wat zijn de werkwoorden in deze zin?
A
haar tegengehouden
B
word tegengehouden
C
door tegengehouden
D
ik tegengehouden
Slide 6 - Quizvraag
Wat is de persoonsvorm?
- Houd eens je mond
- Houd eens je mond
A
Houd
B
Er is geen persoonsvorm.
C
eens
Slide 7 - Quizvraag
Alle kinderen vinden de persoonsvorm in deze zin.
De persoonsvorm is:
De persoonsvorm is:
A
kinderen
B
vinden
C
persoonsvorm
D
deze
Slide 8 - Quizvraag
De jongste dochter was op vakantie met het vliegtuig.
A
De persoonsvorm is dochter
B
De persoonsvorm is was
C
De persoonsvorm is vakantie
D
De persoonsvorm is het
Slide 9 - Quizvraag
Het jonge dier zat in een balletje.
____
A
persoonsvorm
B
geen persoonsvorm
Slide 10 - Quizvraag
In dat balletje hing hij onder een miniparachute.
_____
A
persoonsvorm
B
geen persoonsvorm
Slide 11 - Quizvraag
De ouders schakelden direct de politie in.
____________
A
persoonsvorm
B
geen persoonsvorm
Slide 12 - Quizvraag
Tot nu toe heeft dat niets opgeleverd.
______
A
persoonsvorm
B
geen persoonsvorm
