les 9: verbanden in de tekst

1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
NieuwsbegripMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Hij is niet alleen een goede student, b........ helpt hij zijn klasgenoten vaak met hun huiswerk.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

De  5 strategieën van NBG:
  • verkennen van de tekst
  • vragen stellen bij de tekst
  • ophelderen van onduidelijkheden
  • samenvatten
  • verbanden in de tekst (verwijs- en signaalwoorden)

Slide 5 - Tekstslide

Doel van de les 
Je weet welke woorden een verband tussen twee zinnen of stukjes tekst worden gebruikt.
Je weet wat het verband is dat er wordt bedoeld (reden, tegenstelling, opsomming enz) 

Slide 6 - Tekstslide

Wat weet je al over
signaalwoorden?

Slide 7 - Woordweb

0

Slide 8 - Video

Leestekst 1 en tekst 2. Welke vind je beter?
Rick zoekt zijn telefoon. Hij wil een TikTok filmpje maken. Hij kan alleen zijn telefoon niet vinden. Hij baalt nu als een stekker. Rick beseft ineens dat zijn telefoon boven ligt. Hij rent snel naar boven. Zijn moeder zegt: ‘Je mag alleen je telefoon, als je huiswerk af is.’
Rick zoekt zijn telefoon, want hij wil een TikTok filmpje maken. Hij kan alleen zijn telefoon niet vinden, daardoor baalt hij nu als een stekker. Hij beseft ineens dat zijn telefoon boven ligt, dus hij rent snel naar boven. Zijn moeder zegt: ‘Je mag alleen je telefoon, als je huiswerk af is.'
Tekst 1
Tekst 2

Slide 9 - Tekstslide

doel van de les 
Je kunt op het einde van de les signaalwoorden en het verband herkennen in een tekst. 

Slide 10 - Tekstslide

verbanden in een tekst 
Wat zijn verbanden?
Een tekst bestaat uit zinnen. Het zijn geen losse zinnen. De zinnen hebben iets met elkaar te maken. Tussen de zinnen 
bestaan verbanden. Bijvoorbeeld een:  
  • opsomming
  • oorzaak 
  • tegenstelling.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

voorbeeld
 Je herkent een verband meestal aan een signaalwoord. 
Voorbeeld:
Het heeft vannacht flink gesneeuwd. Daardoor zijn de wegen glad.
Oorzaak: Het heeft flink gesneeuwd.
Gevolg: De wegen zijn glad.

Aan het signaalwoord daardoor kun je zien dat het om een oorzaak en een gevolg gaat.

Slide 13 - Tekstslide


 Welk woord hoort op het stippellijntje?
 In een tekst zijn er ...... tussen woorden,  
 zinnen en alinea’s.
 

A
leestekens
B
teksten
C
verbanden
D
regels

Slide 14 - Quizvraag


 Hoe noem je woorden die wijzen op een 
 verband tussen zinnen of alinea’s?
A
trefwoorden
B
verwijswoorden
C
signaalwoorden
D
uitdrukkingen

Slide 15 - Quizvraag

Vul in :
Je moet de lamp uitdoen ....... het zo al licht genoeg is.
A
door
B
want
C
omdat
D
maar

Slide 16 - Quizvraag

Vul in
Veel oudere mensen zijn ....... de vrieskou ziek geworden.
A
door
B
want
C
omdat
D
maar

Slide 17 - Quizvraag

Vul in
..... ik op turnen zit,
voel ik me een stuk leniger.
A
door
B
want
C
omdat
D
sinds

Slide 18 - Quizvraag

Vul in
Ik durf eigenlijk niet ..... ik doe het toch.
A
door
B
want
C
omdat
D
maar

Slide 19 - Quizvraag


 In welke zin wijzen de signaalwoorden  
 op een volgorde in tijd?
A
Ik wil langskomen. Ik heb echter geen tijd.
B
Eerst ga ik sporten, daarna kom ik langs.
C
Ik heb tijd om langs te komen en ook veel zin.
D
Ik kom langs, omdat ik daar veel zin in heb.

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Link

voorbeelden van Signaalwoorden

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

DOORDAT de trein was vertraagd,
kwam ik te laat op school.

Wat is het verband in deze zin ?
A
Oorzaak-gevolg
B
Doel-middel
C
Opsomming
D
Tijdsvolgorde (chronologie)

Slide 24 - Quizvraag

Naar school neem ik meerdere dingen mee,
ZOALS schoolpas, pennen en schriften.

Wat is het verband in deze zin ?
A
Opsomming
B
Voorbeeld
C
Oorzaak-gevolg
D
Voorwaarde

Slide 25 - Quizvraag

TOEN ik op school kwam,
bleek het eerste lesuur uit te vallen.

Wat is het verband in deze zin ?
A
Oorzaak-gevolg
B
Tijdsvolgorde
C
Opsomming
D
Conclusie

Slide 26 - Quizvraag

OOK het tweede lesuur had ik best kunnen missen.

Wat is het verband in deze zin ?
A
Opsomming
B
Conclusie
C
Oorzaak-gevolg
D
Tijdsvolgorde (chronologie)

Slide 27 - Quizvraag

Wat is het signaalwoord in deze zin ?
Dierendag is leuk voor dieren, want ze worden extra verwend.

Slide 28 - Open vraag

Wat is het signaalwoord in deze zin ?
Je mag meedoen tenzij je van plan bent de boel weer te verzieken.

Slide 29 - Open vraag

Wat is het signaalwoord in deze zin ?
Je hebt vijf onvoldoendes op je rapport, je zult
dus harder moeten gaan werken.

Slide 30 - Open vraag

Wat is het signaalwoord in deze zin ?
Ik geniet van goede muziek, daarnaast ben ik een filmliefhebber.

Slide 31 - Open vraag


 Welke twee signaalwoorden zitten er in zin 2?
A
ze - aan
B
aan - met
C
toen - haal
D
eerst - toen

Slide 32 - Quizvraag

 Opdracht 1: lees de tekst en beantwoord daarna vragen

Slide 33 - Tekstslide


  Om welk tekstverband gaat het in zin 2?
A
volgorde in tijd
B
opsomming
C
reden
D
conclusie

Slide 34 - Quizvraag

 Opdracht 2: lees de tekst en beantwoord daarna vragen

Slide 35 - Tekstslide


 Welk rood signaalwoord in de tekst wijst op een tegenstelling?

Slide 36 - Open vraag


  Op welk tekstverband  wijst het signaalwoord omdat?

Slide 37 - Open vraag

 Opdracht 3: lees de tekst en beantwoord daarna vragen

Slide 38 - Tekstslide

Signaalwoord
Geen signaalwoord
 
   ook

   aan

  word

   zo

  door

  slecht

Slide 39 - Sleepvraag

Ik kan een signaalwoord en de verbanden herkennen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 40 - Poll