In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Mavo
Slide 1 - Tekstslide
Opgave 1: Vul in de zin hieronder het juiste begrip in. Alle bedrijven die meewerken aan een product vormen samen een …
Slide 2 - Open vraag
Opgave 2b: Een restaurant produceert zowel goederen als diensten. Geef een voorbeeld van diensten die een restaurant produceert.
Slide 3 - Open vraag
Opgave 2a: Een restaurant produceert zowel goederen als diensten. Geef een voorbeeld van goederen die een restaurant produceert.
Slide 4 - Open vraag
Je kan vooruit en achteruit bladeren tussen vragen en afbeeldingen zo vaak als je dat wilt.
Slide 5 - Tekstslide
Anita en Jan hebben een fruitkwekerij. Bij hun kwekerij hebben ze een winkeltje. Daar verkopen ze vers fruit en eigengemaakte producten, zoals aardbeienjam.
De vragen 4 tot en met 6 gaan over het bedrijf van
Anita en Jan.
Slide 6 - Tekstslide
Opgave 3: Voor de productie van 250 potjes jam hebben Anita en Jan 60 kg aardbeien nodig van € 3,20 per kg. Ze verwerken 40 kg suiker van € 1,85 per kg. Jampotjes kopen ze in voor € 0,38 per stuk. De etiketten kosten bij elkaar € 29.
Bereken de kostprijs van één potje jam.
Slide 7 - Open vraag
Opgave 5: Iemand die iets produceert, maakt gebruik van productiefactoren.
a) Schrijf de drie productiefactoren onder elkaar op.
b) Schrijf achter elke productiefactor een voorbeeld op uit het bedrijf van Anita en Jan dat je ziet op de afbeelding hiervoor.
Slide 8 - Open vraag
Opgave 4: Zijn Anita en Jan ondernemers? Leg je antwoord uit.
Slide 9 - Open vraag
Opgave 6: Anita en Jan hebben in een week 60 kg aardbeien verkocht voor € 2,25 per kg. Ook verkochten ze 200 doosjes bessen voor € 1,15 per doosje. 14 uur per week helpt een jongen in de winkel, die € 7,50 loon per uur krijgt. De andere kosten waren € 62.
Bereken hoeveel de winst of het verlies van Anita en Jan deze week was.
Slide 10 - Open vraag
Opgave 8a: Kies bij elk van de volgende bedrijven of de arbeidsproductiviteit hoger wordt, lager wordt of gelijk blijft.
a. Bedrijf A gaat twee keer zo veel produceren. Daarom neemt het twee keer zo veel mensen in dienst. De arbeidsproductiviteit …
A
Hoger
B
Lager
C
Blijft gelijk
Slide 11 - Quizvraag
Opgave 8b: Kies bij elk van de volgende bedrijven of de arbeidsproductiviteit hoger wordt, lager wordt of gelijk blijft.
Bedrijf B vervangt zijn personeel door mensen met een beperking. Die werken twee keer zo langzaam, maar het bedrijf hoeft hen twee keer zo weinig loon te betalen. De arbeidsproductiviteit …
A
wordt hoger
B
wordt lager
C
blijft gelijk
Slide 12 - Quizvraag
Opgave 8c: Kies bij elk van de volgende bedrijven of de arbeidsproductiviteit hoger wordt, lager wordt of gelijk blijft.
Bedrijf C gaat het werk anders organiseren. Hierdoor kan hetzelfde werk met minder mensen gedaan worden. De arbeidsproductiviteit …
A
wordt hoger
B
wordt lager
C
blijft gelijk
Slide 13 - Quizvraag
Opgave 9a: Basisschool De Vlinder heeft een nieuw kopieerapparaat gekocht voor € 5.400. Het apparaat wordt zes jaar gebruikt.
Bereken het bedrag dat de school elke maand moet afschrijven.
Slide 14 - Open vraag
Opgave 9b: Basisschool De Vlinder heeft een nieuw kopieerapparaat gekocht voor € 5.400. Het apparaat wordt zes jaar gebruikt.
Bereken wat de waarde van het kopieerapparaat na vier jaar nog is.
Slide 15 - Open vraag
Opgave 10: Noem voor het milieu twee voordelen van recycling.
Slide 16 - Open vraag
Opgave 11: Welke milieuvoordeel levert het gebruik van zonnepanelen op?
A
Minder afval doordat er minder energie wordt opgewekt.
B
Minder verbruik van brandstoffen die op kunnen raken.
C
Minder verbruik van grondstoffen.
D
Minder vervuiling van water en bodem.
Slide 17 - Quizvraag
Havo
Slide 18 - Tekstslide
Je kan vooruit en achteruit bladeren tussen vragen en afbeeldingen zo vaak als je dat wilt.
Slide 19 - Tekstslide
Einde van het Mavo deel
Maak je geen Havo vragen, dan kun je het werk nu inleveren.
Druk op het kruisje links onderin.
Controleer of alle invulvragen een gele kleur hebben. Ja? Dan heb je alles gemaakt.
Met behulp van de knop "inleveren".
Bevestig dat je wil inleveren.
Slide 20 - Tekstslide
Opgave 12: In de bron staat een schema met alle bedrijven die meewerken aan de productie van een rookworst. De supermarkt verkoopt de rookworst voor € 1,87. De veehouder en het slachthuis zorgen samen voor een toegevoegde waarde van € 0,44, de groothandel en de supermarkt zorgen samen voor een toegevoegde waarde van € 0,65. Bereken hoeveel waarde de vleesverwerkingsfabriek toevoegt in procenten van de verkoopprijs. Rond je antwoord af op één decimaal.
Slide 21 - Open vraag
Deze afbeelding heb je nodig bij de volgende opgave , opgave 12.
Slide 22 - Tekstslide
Opgave 13: In de economische crisis gaan veel bedrijven failliet. Als veel bedrijven failliet gaan, kan het gevolg daarvan zijn dat nog meer bedrijven failliet gaan.
Geef hiervoor een verklaring.
Slide 23 - Open vraag
Opgave 14: Veel bedrijven automatiseren hun productie. Daarbij gebruiken ze steeds vaker robots.
Noem een positief en een negatief gevolg van de automatisering.
Slide 24 - Open vraag
Opgave 15: Harry heeft een schildersbedrijf. Hij vertelt: ‘Ik ga pas duurzaam produceren als mijn concurrenten dat ook doen. Anders ben ik binnen de kortste tijd failliet.’ Verklaar de uitspraak van Harry.
Slide 25 - Open vraag
Einde van het Havo deel
Ben je klaar, dan kun je het werk nu inleveren.
Druk op het kruisje links onderin.
Controleer of alle invulvragen een gele kleur hebben. Ja? Dan heb je alles gemaakt.