In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
H4.5
Waarin een klein land groot kan zijn
Slide 1 - Tekstslide
Nederland is ..
A
een centrumland (koploper)
B
semi periferie (volger)
C
periferie
(achterblijver)
Slide 2 - Quizvraag
Nederland staat ..... op de wereldranglijst bbp/hoofd
A
hoog
B
laag
C
in het midden
Slide 3 - Quizvraag
Welke stelling past NIET bij Nederland?
A
een van de grootste zeehavens
B
een van de grootste exporteurs van landbouwproducten
C
veel arbeidsintensieve bedrijven
D
veel multinationals hebben hun hoofdkantoor in NL
Slide 4 - Quizvraag
Slide 5 - Tekstslide
beroepsbevolking van Nederland
Slide 6 - Tekstslide
In welke sector werken de meeste mensen in Nederland?
A
primaire sector (landbouw)
B
secundaire sector (industrie)
C
tertiaire sector (diensten)
Slide 7 - Quizvraag
Slide 8 - Tekstslide
Handelsbalans
overzicht van de waarde van de import en export
Slide 9 - Tekstslide
1. In een rijk land is de handelsbalans positief: er wordt meer geëxporteerd dan geïmporteerd. 2. In een arm land is de handelsbalans positief er wordt meer geïmporteerd dan geëxporteerd.
A
Zin 1 is juist
zin 2 is onjuist
B
zin 1 is onjuist
zin 2 is juist
C
zin 1 en 2 zijn juist
D
zin 1 en 2 zijn onjuist
Slide 10 - Quizvraag
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
In welke sector werk je als je voor ASLM werkt?
A
primaire sector (landbouw)
B
secundaire sector (industrie)
C
tertiaire sector (diensten)
Slide 13 - Quizvraag
Welk bedrijf vind je in een een lagelonenland?
arbeidsintensief
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Leg met behulp van de handelsbalans uit dat Nederland hoort bij de centrumlanden.
Slide 17 - Open vraag
Welke zin is NIET waar?
A
directe werkgelegenheid zorgt ook voor indirecte werkgelegenheid
B
Een kenmerk van hightech is dat er veel hoogopgeleide
mensen werken.
C
Indirecte werkgelegenheid schept ook directe
werkgelegenheid.
D
High tech industrie is kenmerkend voor centrumlanden
Slide 18 - Quizvraag
Noem een voorbeeld van productie die Nederland importeert en exporteert. doe het zo: import: ................... export: ...................
Slide 19 - Open vraag
arbeidsintensieve bedrijven vertrekken hierheen
door dit bedrijf komen er meteen banen bij
hieraan zie je dat de Nederlandse economie veelzijdig is
banen bij de toeleveringsbedrijven
lagelonenlanden
directe werkgelegenheid
indirecte werkgelegenheid
handelsbalans
Slide 20 - Sleepvraag
Waarom past de titel: 'waarin een klein land groot kan zijn' bij Nederland?