feodale stelsel

Tijdvak 3 - Monniken en ridders 500 - 1000

Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Tijdvak 3 - Monniken en ridders 500 - 1000

Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen

  • Je kunt beschrijven hoe West- Europa zich na de val van het Romeinse Rijk bestuurlijk ontwikkelde.
  • Je kunt uitleggen waarom het feodale stelsel ontstond
  • Je kunt uitleggen wat het feodale stelsel inhoudt
  • Je kunt uitleggen waarom het feodale stelsel ook leidde tot minder macht voor de koning
  • je kunt uitleggen welke rol de geestelijkheid kreeg in het feodale stelsel

Slide 2 - Tekstslide

Einde West Romeinse Rijk
Mede door de volksverhuizingen komt er een einde aan het WRR.
Germanen zoals de Franken stichten koninkrijkjes in het voormalige WRR

Slide 3 - Tekstslide

Bestuur in de vroege middeleeuwen
Na val Romeinse Rijk ontstonden er verschillende Germaanse koninkrijken
Maar de Germaanse koningen hadden een aantal problemen:
  • wegen werden niet onderhouden
  • alleen geestelijken konden lezen en schrijven
  • handel en daardoor ook het geld verdween

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Bestuur in de vroege middeleeuwen
  • Door slechte wegen kon koning nauwelijks reizen in zijn rijk
  • Doordat weinig mensen konden lezen, begrepen weinig mensen wetten
  • Doordat er bijna geen geld was, kon koning geen ambtenaren of leger betalen.
  • Probleem: koning kan hierdoor zijn rijk niet goed besturen
  • Oplossing: koning stelde leenmannen aan

Slide 6 - Tekstslide

Feodale stelsel/leenstelsel
  1. Koning verdeelde zijn rijk in kleinere stukken en leende stukje grond uit aan leenman
  2. Leenman bestuurde grond
  3. Leenman  zweerde, in ruil voor grond, trouw aan koning
trouw = koning helpen bij bestuur + voor koning vechten/soldaten leveren ten tijde van oorlog

Slide 7 - Tekstslide

Leenstelsel of feodalisme
De middelste leenmannen zijn naast leenman ook leenheer, omdat ze de grond weer in stukken verdelen en deze ook in leen geven.

Slide 8 - Tekstslide

Germaanse rijken in Europa rond 800
Paarse Rijk is van Karel de Grote, de keizer die het leenstelsel heel goed gebruikte

Slide 9 - Tekstslide

Voordeel feodalisme
Nadelen feodalisme
oplossing voor wegvallen van Romeinse bestuur; vorst houdt zijn rijk als geheel bijeen 
Vorst verliest macht aan adel: 
  • leenmannen beschouwen leen als eigen grond en geven het ook door aan oudste zoon.
  
  • Achterleenmannen zweren trouw aan leenman/leenheer,  niet aan eerste leenheer

Slide 10 - Tekstslide

Feodale stelsel en geestelijken
Geestelijken mogen geen kinderen krijgen. Als koning  grond geestelijken benoemt tot leenman, zijn er geen kinderen die de leen als erfelijk beschouwen! 
Daarom had koning graag geestelijken als leenman. Na dood geestelijke kon koning zelf nieuwe leenman benoemen

Slide 11 - Tekstslide

Zet de namen op de juiste plek
Leenheer
Leenstelsel
Leenman
Achterleenman

Slide 12 - Sleepvraag

Leerdoelen

  • Je kunt beschrijven hoe West- Europa zich na de val van het Romeinse Rijk bestuurlijk ontwikkelde.
  • Je kunt uitleggen waarom het feodale stelsel ontstond
  • Je kunt uitleggen wat het feodale stelsel inhoudt
  • Je kunt uitleggen waarom het feodale stelsel ook leidde tot minder macht voor de koning
  • je kunt uitleggen welke rol de geestelijkheid kreeg in het feodale stelsel

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

zelf verder werken

Slide 15 - Tekstslide


Hiernaast staat het ............... ?
A
Bestuursstelsel
B
Feodale stelsel
C
Hofstelsel
D
neolithisch stelsel

Slide 16 - Quizvraag

Wat zijn oorzaken van het ontstaan van het feodaale stelsel?
A
invallen van moslimlegers
B
de omvang van het rijk (o.a. onder Karel de Grote)
C
Het verdwijnen van handel (geld) uit de economie.
D
het gebruik van paarden in het leger

Slide 17 - Quizvraag

Aan het eind van tijdvak 3 ontstond het feodale stelsel. Waarom zorgde het feodale stelsel voor een machtsafname van de koning(en)?
A
Er werd te veel belasting geheven.
B
De koning moest veel oorlogen voeren.
C
De koning verloor controle over de leenmannen.
D
De Vikingen verwoestten vele leengebieden.

Slide 18 - Quizvraag

Wat waren gevolgen van het feodale stelsel?
A
Koning werd te machtig
B
Versnippering in het rijk
C
Iedereen steunde de koning trouw
D
Niemand wist meer wie de leenheer was

Slide 19 - Quizvraag

Welk nadelig gevolg heeft het leenstelsel voor Karel de Grote en zijn opvolgers gehad?
A
leenmannen waren lastig te controleren
B
leenmannen zagen zichzelf als zelfstandige heersers en hun leen beschouwden ze als eigendom
C
het Rijk van Karel was verdeeld in graafschappen en hertogdommen
D
ridders waren technisch superieur geworden aan het voetvolk

Slide 20 - Quizvraag

Plaats  gebeurtenissen in  chronologische volgorde
1
2
3
4
5
6
Augustus wordt eerste Romeinse keizer
Ontstaan van irrigatielandbouw
Ontstaan van de democratie in Athene
Steeds meer Germanen vestigen zich in het Romeinse Rijk
Ontstaan feodale stelsel
Einde van het West-Romeinse Rijk

Slide 21 - Sleepvraag

Koningen maakten bisschoppen graag tot leenman omdat..
A
Bisschoppen heel gelovig waren
B
Koningen dan hun land weer terugkregen
C
Bisschoppen heel gehoorzaam waren
D
Bisschoppen grote legers hadden

Slide 22 - Quizvraag

Het feodalisme was bedoeld om het centraal gezag te versterken. Maar na verloop van tijd leidde het juist tot het tegenovergestelde. Leg uit!

Slide 23 - Open vraag

Rond 800 bepaalde Karel de Grote dat een leenman onder sommige omstandigheden van zijn eed ontslagen kon worden geacht: als de heer hem had willen doden of met een stok had willen slaan; als de heer de vrouw of dochter had willen verkrachten of verleiden; als de heer het bezit van de leenman had geroofd; als de heer de leenman tot slaaf had willen maken; of als de heer had verzuimd zijn leenman te verdedigen.
Welke conclusie kun je op grond van deze bepalingen trekken over het functioneren van het feodale stelsel (leenstelsel)? Leg dit uit door in te gaan op de aard en inhoud van de bron.

Slide 24 - Open vraag