In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslide en 1 video.
Onderdelen in deze les
Wat geeft het geboortecijfer aan?
A
Aantal geboortes
B
Levensverwachting bij geboorte
C
Levensverwachting
D
Bevolkingsgroei
Slide 1 - Quizvraag
Als er meer mensen emigreren dan immigreren, dan is er een
A
vestigingsoverschot
B
bevolkingsgroei
C
vertrekoverschot
D
bevolkingsafname
Slide 2 - Quizvraag
‘In 1975 werd Suriname onafhankelijk. Daarvoor hoorde het bij Nederland. Mijn ouders gingen toen meteen naar Nederland. Tot welke groep immigranten behoren deze ouders?
A
arbeidsmigranten
B
vluchtelingen
C
inwoners voormalige koloniën
D
asielzoekers
Slide 3 - Quizvraag
De bevolking groeit snel door?
A
Laag sterftecijfer, laag geboortecijfer
B
Laag sterftecijfer, hoog geboortecijfer
C
Hoog sterftecijfer, laag geboortecijfer
D
Hoog sterftecijfer, hoog geboortecijfer
Slide 4 - Quizvraag
0
Slide 5 - Video
Iemand die aan de overheid van een land vraagt om in dat land te mogen wonen omdat hij gevaar loopt in zijn eigen land, noem je een
A
allochtoon
B
westerse allochtoon
C
niet-westerse allochtoon
D
asielzoeker
Slide 6 - Quizvraag
Nederland: Geboortecijfer = 10 Sterftecijfer = 2
A
natuurlijke bevolkingsgroei = 4
B
natuurlijke bevolkingsgroei = 8
C
Natuurlijke bevolkingskrimp = 4
D
Natuurlijke bevolkingskrimp = 2
Slide 7 - Quizvraag
Aantal geboorten: 120.000 Aantal sterfgevallen: 100.000 Immigratie: 75.000 Emigratie: 80.000 Wat is de natuurlijke bevolkingsgroei van dit land?
Slide 8 - Open vraag
Aantal geboorten: 120.000 Aantal sterfgevallen: 100.000 Immigratie: 75.000 Emigratie: 80.000 Wat is de totale bevolkingsgroei van dit land?
Slide 9 - Open vraag
Waarom was het geboortecijfer vroeger hoger dan nu?
A
De meeste vrouwen trouwden op late leeftijd.
B
De woonomstandigheden waren slecht.
C
Er waren vroeger meer mensen zonder partner.
D
Vrouwen werden jonger moeder.
Slide 10 - Quizvraag
Welke uitspraak over arbeidsmigranten is waar?
A
De eerste arbeidsmigranten kwamen allemaal uit Marokko
B
Veel arbeidsmigranten kwamen uit voormalige koloniën.
C
In de jaren ’60 en ’70 kwamen veel arbeidsmigranten
D
Turkse arbeiders gingen na enkele jaren terug naar hun familie.
Slide 11 - Quizvraag
In de stad is de bevolkingsdichtheid hoger dan op het platteland
A
goed
B
fout
Slide 12 - Quizvraag
Natuurlijke bevolkingsgroei is geboorte - sterfte
A
juist
B
onjuist
Slide 13 - Quizvraag
Sociale bevolkingsgroei heeft te maken met migratie
A
juist
B
onjuist
Slide 14 - Quizvraag
Natuurlijke bevolkingsgroei
Sociale bevolkingsgroei
Geboorte - sterfte
Geboorteoverschot
Sterfteoverschot
Immigratie - emigratie
Vestigingsoverschot
Vertrekoverschot
Slide 15 - Tekstslide
Bij een vestigingsoverschot is er sprake van een emigratie overschot
A
juist
B
onjuist
Slide 16 - Quizvraag
een ander woord voor bevolkingspiramide is een leeftijdsgrafiek
A
juist
B
onjuist
Slide 17 - Quizvraag
Als het aandeel jonge mensen in de bevolking sterk toeneemt is er sprake van ontgroening
A
juist
B
onjuist
Slide 18 - Quizvraag
gastarbeiders kwamen rond 1965 naar Nederland
A
juist
B
onjuist
Slide 19 - Quizvraag
Gastarbeiders kwamen vooral uit Turkije en Syrië
A
juist
B
onjuist
Slide 20 - Quizvraag
Seizoensmigranten komen vooral uit Oost-Europa
A
juist
B
onjuist
Slide 21 - Quizvraag
Remigratie is
A
een ander woord voor gezinshereniging
B
het verhuizen naar een ander land
C
het terugkeren van immigranten naar hun land van herkomst
Slide 22 - Quizvraag
geef hier even aan wat je nog lastig vindt van par. 4.1 t/m 4.4