Begrijpend lezen

Begrijpend lezen 
28 februari 2020
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Begrijpend lezen 
28 februari 2020

Slide 1 - Tekstslide

Programma
Basegroup (8:45-9:00): werkdoelen inplannen ---> klaar? Lezen.
Verwondersessie (9:00 - 10:00): Leesstrategieen, leesdoelen
                                                                  hoofdgedachte en kernzinnen
Workshopsessie 10:15 – 11:30: teksten lezen en vragen maken
Communicatiesessie 11:30 – 12:00:  antwoorden bespreken
nagaan of de lesdoelen zijn behaald?

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van les kan je:
  1. je de 6 verschillende leesstrategieën tijdens het lezen toepassen
  2. het onderwerp uit de tekst opschrijven
  3.  het deelonderwerp van een alinea  opschrijven
  4. kernzinnen uit een alinea opschrijven
  5. je de hoofdgedachte van een tekst opschrijven



Slide 3 - Tekstslide

Welke leesstrategie
ken je?

Slide 4 - Woordweb

Waarom gebruik je een leesstrategie?

Slide 5 - Tekstslide

Wanneer gebruik je deze leesstrategie?

1.Oriënterend lezen
Als je wilt vaststellen of je een tekst kunt gebruiken.

2.Globaal lezen
Als je wilt weten waar de tekst over gaat en wat de hoofdzaken zijn in de tekst.

3.Intensief lezen
Als je goed wilt weten waar de tekst overgaat, als je de tekst wilt begrijpen.

4.Zoekend lezen
Als je informatie in de tekst wilt zoeken. 

5.Studerend lezen
Als je de belangrijkste informatie uit de tekst wilt onthouden. 

6.Kritisch lezen
Als je wilt beoordelen of een tekst betrouwbaar is. 

Wanneer gebruik je deze leesstrategie?

1. Oriënterend lezen

2. Globaal lezen

3. Intensief lezen

4. Zoekend lezen

5. Studerend lezen

6. Kritisch lezen


Slide 6 - Tekstslide

Wanneer gebruik je deze leesstrategie?

1.Oriënterend lezen
Als je wilt vaststellen of je een tekst kunt gebruiken.

2.Globaal lezen
Als je wilt weten waar de tekst over gaat en wat de hoofdzaken zijn in de tekst.

3.Intensief lezen
Als je goed wilt weten waar de tekst overgaat, als je de tekst wilt begrijpen.

4.Zoekend lezen
Als je informatie in de tekst wilt zoeken. 

5.Studerend lezen
Als je de belangrijkste informatie uit de tekst wilt onthouden. 

6.Kritisch lezen
Als je wilt beoordelen of een tekst betrouwbaar is. 

Wanneer gebruik je deze leesstrategie?

1. Oriënterend lezen
Als je wilt vaststellen of je een tekst kunt gebruiken.

2. Globaal lezen
Als je wilt weten waar de tekst over gaat en wat de hoofdzaken zijn in de tekst.

3. Intensief lezen
Als je goed wilt weten waar de tekst overgaat, als je de tekst wilt begrijpen.

4. Zoekend lezen
Als je informatie in de tekst wilt zoeken. 

5. Studerend lezen
Als je de belangrijkste informatie uit de tekst wilt onthouden. 

6. Kritisch lezen
Als je wilt beoordelen of een tekst betrouwbaar is. 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Onderwerp en deelonderwerp

Slide 9 - Tekstslide

(Hoofd)onderwerp - deelonderwerp - kernzin

Hoofdonderwerp: een paar woorden waar de hele tekst over gaat (géén zin)

Deelonderwerp: een paar woorden waar een alinea over gaat (géén zin)

Kernzinnen: belangrijkste zin van een alineaMeestal de 1e of de laatste zin van een alinea.

Slide 10 - Tekstslide

Hele tekst bestaat uit:
  • Alinea's
  • (Hoofd)onderwerp
  • Hoofdgedachte
  • Titels
  • (Tussenkopjes)
  • Plaatjes
  • Grafieken / Tabellen
  • Bronvermelding
Alinea's
  • Kernzinnen 
  • Deelonderwerpen
  • (Tussenkopjes)

Slide 11 - Tekstslide

Stappenplan om (hoofd)onderwerp te vinden
  1. Belangrijkste onderwerp in een tekst.
  2. Een of enkele woorden.
  3. De titel geeft vaak het hoofdonderwerp aan.
  4. In de inleiding vaak meer informatie.

Slide 12 - Tekstslide

Wat is het onderwerp van de volgende tekst?
Het was een mooie vakantie. Met de auto zijn we naar een huisje in Spanje gereden. Dit huisje had een zwembad en stond tegenover het strand. We zaten dicht bij een stad en het was heel warm en zonnig weer. We hebben ook veel gezwommen en ijsjes gegeten. Het was heel erg leuk.

Slide 13 - Tekstslide

Het onderwerp van deze tekst is: vakantie in Spanje. 

Slide 14 - Tekstslide

DEELONDERWERP
  1. Elke alinea heeft een eigen deelonderwerp.
  2. Deelonderwerp heeft met hoofdonderwerp te maken.
  3. Tussenkop van een alinea geeft vaak informatie.

Slide 15 - Tekstslide

Deelonderwerp vinden
Elke alinea gaat over een deelonderwerp: een onderdeel van het onderwerp

Hoe kan je een deelonderwerp vinden? 
- Globaal lezen: meestal eerste en laatste zin van alinea lezen.
- Schrap alle zinnen waar voorbeelden worden gegeven.
- Laat alleen zinnen in de alinea over waar de kern wordt verteld. 
- Als er een tussenkopje staat, lees deze dan. Hier staat meestal al het onderwerp in. 

Slide 16 - Tekstslide

(Hoofd)onderwerp - hoofdgedachte - kernzin

Hoofdonderwerp: een paar woorden waar de tekst over gaat (géén zin)


Hoofdgedachte: één zin waar de hele tekst over gaat


Kernzinnen
: belangrijkste zin van een alinea. Meestal de 1e of de laatste zin van een alinea.

Slide 17 - Tekstslide

Stappenplan hoofdgedachte

Slide 18 - Tekstslide

Wat is dus een hoofdgedachte?
De hoofdgedachte van een tekst is wat de schrijver van die tekst de lezer duidelijk probeert te maken. 

De hoofdgedachte geeft meestal in één of twee zinnen kort weer waar de tekst over gaat.

Slide 19 - Tekstslide

Wat is de hoofdgedachte van de volgende tekst?
Het was een mooie vakantie. Met de auto zijn we naar een huisje in Spanje gereden. Dit huisje had een zwembad en stond tegenover het strand. We zaten dicht bij een stad en het was heel warm en zonnig weer. We hebben ook veel gezwommen en ijsjes gegeten. Het was heel erg leuk.





 

De hoofdgedachte van deze tekst is: Het was een leuke vakantie. 

https://www.youtube.com/watch?v=mInvDIkeYbY

Slide 20 - Tekstslide

De hoofdgedachte van deze tekst is: 
Het was een leuke vakantie. 


Kort samenvatten in een filmpje-->


Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Lees onderstaande tekst.
Jongeren hebben liever internet dan televisie

PARIJS (ANP) - Voor het eerst vinden jongeren tussen de 16 en 24 jaar internetten belangrijker dan televisie kijken. Dit blijkt uit een onderzoek in tien Europese landen (waaronder Nederland) dat marketingorganisatie EIAA woensdag heeft gepubliceerd. 82% van de leeftijdsgroep is minimaal vijf dagen per week online, terwijl nog maar 77% even vaak tv kijkt, 5% minder dan vorig jaar. Van de ondervraagden zegt 48% dat het internet de reden is voor de verminderde tv-consumptie.
Opdracht: schrijf in 1 zin waar de tekst over gaat. Vergelijk jouw antwoord met je elleboogpartner.

Slide 23 - Tekstslide

Workshopsessie
Hoe kan je dit goed leren??? ---> Veel oefenen!!!!

  • Teksten lezen en vragen opschrijven in schrift  (per tekst 15/20 min.)
  • Teksten klassikaal bespreken. 

Slide 24 - Tekstslide