TW5 V3 Woordenschat H1

Welkom T3A!
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom T3A!

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
 Start woordenschat H1



Slide 2 - Tekstslide

Woordenschat H1: leerdoelen
  • Ik kan uitleggen wat stijlfiguren zijn. 
  • Ik kan uitleggen wat retorische middelen zijn. 
  • Ik kan uitleggen wat repetitio, enumeratio, opsomming in drieën, drieslag, climax en omgekeerde climax zijn.
  • Ik kan een repetitio, enumeratio, opsomming in drieën, drieslag, climax en omgekeerde climax herkennen in een zin/tekst. 
  • Ik kan woordbetekenis achterhalen door middel van de tekst te lezen of een woordenboek te gebruiken.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

H1 - Stijlfiguren: Repetitio en enumeratio


https://apps.noordhoff.nl/se/content/theme/38c001df-aa37-4a9b-8b9b-2986e785b5ae/contentUnit/0f7a018c-45ba-4026-9f23-ac1facc9c530

Slide 5 - Tekstslide

Stijlfiguren
- Stijlfiguren gebruik je om indruk te maken op een luisteraar of lezer.

- Het zijn middelen om dat wat je wilt zeggen, treffender of sterker uit te drukken. Je gebruikt het dus om iets te benadrukken.
Bijvoorbeeld: Plus geeft meer, veel meer.

Slide 6 - Tekstslide

Stijlfiguren
Vandaag bespreken we 2 stijlfiguren die je moet kennen.

1) Repetitio (herhaling)
2) Enumeratio (opsomming)

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Altijd november, altijd regen.
Wat is hier de herhaling?
A
november
B
regen
C
altijd

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Welk stijlfiguur?
Zij was eerst Miss Almelo, toen Miss Nederland en toen Miss World
A
herhaling
B
opsomming

Slide 13 - Quizvraag

Welk stijlfiguur?
Nooit, nooit ga ik daar nog eens naar toe!
A
herhaling
B
opsomming

Slide 14 - Quizvraag

Nog drie begrippen die je moet kennen: 
- Personificatie: Een vorm van beeldspraak waarbij je menselijke eigenschappen toekent aan dingen (aan niet mensen).

- Vergelijking: Een vorm van beeldspraak die een overeenkomst noemt tussen het onderwerp en iets anders (Jij bent zo rood als een kreeft). 

- Metafoor: Een vorm van figuurlijk taalgebruik op basis van een vergelijking (Hij is de wandelende encyclopedie van de klas).

Slide 15 - Tekstslide

Je hebt mensen en mensen.

A
Drieslag
B
Anticlimax/omgekeerde climax
C
Repetitio
D
Enumeratio

Slide 16 - Quizvraag

'Vanavond nog lichte, vanaf morgen matige en na het weekend strenge vorst.'
A
Repetitio
B
Enumeratio
C
Climax
D
Drieslag

Slide 17 - Quizvraag

Wat ben jij een miezerig, vervelend, irritant, misselijk ventje
A
drieslag
B
enumeratio
C
climax
D
repetitio

Slide 18 - Quizvraag

Hij voelde zich goed, geweldig, fantastisch toen hij geslaagd was.
A
opsomming in drieën
B
enumeratio
C
repetitio
D
climax

Slide 19 - Quizvraag

Hij dacht een auto te hebben gewonnen, maar het was zelfs geen fiets. Zijn prijs was een zakradiootje.
A
anticlimax
B
drieslag
C
opsomming in drieën
D
enumeratio

Slide 20 - Quizvraag

Vroeger gold: verliefd, verloofd, getrouwd; maar hoe is dat tegenwoordig?
A
Repetitio
B
Enumeratio
C
Climax
D
Drieslag

Slide 21 - Quizvraag

Geen gezeur: je bord leeg eten, de spullen in de vaatwasser zetten en dan snel aan je huiswerk voor morgen.
A
Repetitio
B
Opsomming in drieën
C
Enumeratio
D
Drieslag

Slide 22 - Quizvraag

Het vlees, de organen, de botten, de huid, de hoorns, echt alles van de koe wordt verwerkt tot producten.
A
Repetitio
B
Enumeratio
C
Climax
D
Drieslag

Slide 23 - Quizvraag

Om corona te stoppen moeten we testen, testen, testen.
A
Repetitio
B
Enumeratio
C
Climax
D
Drieslag

Slide 24 - Quizvraag

Regenwouden, tropische stranden, exotische dieren en bijzondere steden hebben we gezien.
A
Repetitio
B
Enumeratio
C
Opsomming in drieën
D
Climax

Slide 25 - Quizvraag

Regenwouden, tropische stranden, exotische dieren en bijzondere steden hebben we gezien.
A
Repetitio
B
Enumeratio
C
Opsomming in drieën
D
Climax

Slide 26 - Quizvraag

Aan de slag
Woordenschat H1 , start en opdracht 1 blz. 26/27

Slide 27 - Tekstslide