Adjectives + word order

1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Goals for today
At the end of this lesson:  
You can recognize an adjective
You know how to use an adjective
Program:
- Previous lesson 
- Explanation
- Lessonup quiz

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

What is an adjective?
She is wearing a blue dress

My brother is a funny guy

I bought a soft pillow

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Word order
Zoals je weet bestaat er in het Engels een vaste woordvolgorde: wie / doet / wat / waar / wanneer.
  

He - watched - a film - on television - last weekend.


Slide 6 - Tekstslide

Adding an adjective
Je kunt ook een adjective (bijvoeglijk naamwoord) aan een zin toevoegen. Een adjective zegt iets over het zelfstandig naamwoord. Je zet ze dan voor het zelfstandig naamwoord.

He watched a funny film.
They bought a lovely dress.
We had a good time.

Slide 7 - Tekstslide

Exceptions
Soms zet je een adjective achter het werkwoord. In dat geval geeft de adjective extra informatie over het onderwerp. 
Dit kan bij werkwoorden zoals to be, look, appear en seem.
  

She looks amazing in my new dress.
I am curious to see that new film.
They seem focussed on their singing careers.

Slide 8 - Tekstslide

My friends have a ... hide-out place.
This ... comedy in set in Los Angeles in 1990.
She is ...! She makes so many jokes.
The ... Harry Potter movies was the best.
romantic
first
hilarious
secret

Slide 9 - Sleepvraag

who
does
what
where
when
my friend
yesterday
drove
her car
in town

Slide 10 - Sleepvraag

who
does
what
where
when
when she was younger
in Hollywood
was
my mom
an actress

Slide 11 - Sleepvraag

Slide 12 - Tekstslide

Adjectives workbook 
Go to page 145
Make exercises: 31, 33

Slide 13 - Tekstslide

Exit slip
Write down a sentence about your best friend using an adjective


Slide 14 - Tekstslide