Adjectives

• Engels
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Adjectives

(bijvoeglijke naamwoorden)

Write down 3 adjectives you already know.

Word order in English

In het Engels een vaste woordvolgorde: 

wie / doet / wat / waar / wanneer.

Example (voorbeeld):  

He - watched - a film - on television - last weekend.

Je kunt ook een adjective (bijvoeglijk naamwoord) aan een zin toevoegen. 

Een adjective zegt iets over het zelfstandig naamwoord. Je zet ze dan voor het zelfstandig naamwoord.

Examples: 

• He watched a funny film.
  
• They bought a lovely dress.
  
• We had a good time.

Example categories

• color = kleur
• size = formaat
• texture = textuur
• shape = vorm

Soms zet je een adjective achter het werkwoord. In dat geval geeft de adjective extra informatie over het onderwerp.

Dit kan bij werkwoorden zoals:

• to be (am/is/are/was/were)
• look, appear en seem.

Examples: 

• I am curious to see that new film.
  
  
• She looks amazing in my dress.
  
  
• They seem focussed on their singing careers.

My friends have a ... hide-out place.

This ... comedy in set in Los Angeles in 1990.

She is ...! She makes so many jokes.

The ... Harry Potter movies was the best.

romantic

first

hilarious

secret

who

does

what

where

when

my friend

yesterday

drove

her car

in town

who

does

what

where

when

when she was younger

in Hollywood

was

my mom

an actress

Put in the correct order

her bike

to school

drove

Sandra

last Saturday

English Word Order:

Wat is de regel?

1. doet-waar-wanneer-wat-wie
2. wanneer-doet-wie-wat-waar
3. wie-doet-wat-waar-wanneer
4. wanneer-wie-doet-wat-waar

Adjectives zijn:

1. zelfstandige naamwoorden
2. bijvoeglijke naamwoorden
3. bijwoorden
4. werkwoorden

Adjectives zeggen iets over een .....

1. Bijvoeglijk naamwoord
2. Meewerkend voorwerp
3. Lijdend voorwerp
4. Zelfstandig naamwoord