TH5F week 4

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 5

Nederlands

23 januari

Programma

- Lesdoel: iedereen heeft een stelling, een voorartikel, een tegenartikel en een informatie artikel met een daarop gebaseerde presentatie af

- Leesdossier: wat moet je nog doen?

- Opdracht: leesdossier en presentatie

Leesdossier

Schrijf mee wat je nog moet doen!

Onderwerp

naam

Inleiding

Manier van inleiding: anekdote, etc.

Stelling

Opbouw

Informatie uit je achtergrondartikel

Voorargument 1 (2, 3) 

Per slide een argument voor, drie in totaal

Tegenargument (1, 2)

Tegenargument, een per slide.

Weerlegging op dezelfde slide.

Conclusie

Niet enkel een samenvatting

Bronnen

Nederlands

25 januari

Programma

- Lesdoel: je weet wat je moet leren voor CE, hoe je antwoord geeft en hoe er wordt nagekeken

- Wat leer je voor het CE?

- Oefening met examentekst

- Oefening met drogredenen

Hoe leer je voor het CE?

- Theoriepagina's 'lezen' uit je Op Niveau van het hele boek

- De manier van teksten en vragen lezen

- De manier van antwoord geven

- Oefenen, oefenen, oefenen, zodat je de soorten vragen ziet

Theoriepagina's

Tips: 

- Knip het leerwerk op in de blokken lezen. Dus: blok 1 samenvatten, blok 2 samenvatten, etc.

- Herken de 'lijsten' met woorden en termen

- Let vooral op hoe je de kennis toepast

Oefening (20 minuten)

1) we lezen de tekst samen: wat valt op?

2) we maken twee vragen bij de tekst als 'stoelendans': elke keer schrijf je een antwoord op een ander blaadje

3) we kijken allemaal één blaadje na met het antwoordmodel

Opdracht (15 minuten)

Maak de rest van de vragen bij de tekst.

Iedereen levert het in. Ik kijk elke les van drie mensen het werk na met het correctiemodel.

Nederlands

25 januari

Programma

- Drogredenen herhalen met Quizlet

- Drogredenen benoemen 

Quizlet

Vul de code in:

Er worden teams gevormd. Zoek de goede termen bij de definities.

Drogredenen in groepen

Blijf in dezelfde groepen zitten. Per groep krijgen jullie vijf drogredenen die jullie moeten benoemen.

Gebruik theorienummer [71], pagina 233-234.

Welke drogreden is het? #1

1) Vrouwen kunnen niet schaken, want tijdens het edele schaakspel moet men zijn mond houden.

2) Mijn vader zegt dat de democratie de beste samenlevingsvorm is, maar hoe zit het dan met al die corruptie in Rusland? Daar hebben we toch ook een democratie?

3) Mijn opa en oma komen nooit meer kijken bij de wedstrijden van mijn club. Grootouders kunnen zich niet meer verplaatsen in de belevingswereld van jongeren.

4) Ik wil niet dat anderen mijn betoog lezen. Ze hebben me uit de groep gegooid.

Welke drogreden is het? #2

1) Je moet nu onmiddellijk tegen je vrienden zeggen waar het op staat. Als je het nu niet doet, zul je nooit meer eerlijk met elkaar kunnen omgaan.

2) Je moet naar mij luisteren en doen wat ik zeg, want ik ben je moeder.

3) Je moet niet oordelen over het gedrag van je moeder. Ze is je moeder, vergeet dat niet. Dat is je zaak niet, daar heb je niets mee te maken.

4) Vroeger zat Thomas op feestjes altijd aan de kant. Nu hij strak in pak zit, gekocht bij Van Bils, vechten de vrouwen om hem.

Welke drogreden is het? #3

1) Je moet geen chocola eten, want anders loop je op de achttiende al met een kunstgebit rond.

2) Pubers zijn heerlijke jonge mensen: ze puberen op hun tijd zo lekker...

3) Het is duidelijk dat we ons moeten neerleggen bij het gebruik van fossiele energie. Je hebt of vooruitgang en welvaart met die vorm van energie of stilstand en sluipende armoede zonder fossiele energie.

4) Je hebt te weinig verstand om daarover te kunnen oordelen. Dat is nu eenmaal een feit; dat hoef ik verder niet te beargumenteren, het is gewoon zo.

Nakijkronde (15 minuten)

1) In je groep: Kom de antwoorden bij mij checken.

2) In je groep: Als het niet goed is, verbeteren jullie het antwoord.

3) Klassikaal: Na de verbeterronde bespreekt iedere groep de drogredenen die ze hadden en waarom het die drogreden is

Presentatie: final tips

- 12 tot 15 minuten

- Besteed aandacht aan je inleiding, door de argumenten ben je soms zo heen

- Gebruik voorbeelden: vergelijkingsargumenten. Kijk bij de verschillende argumenten welke je kunt gebruiken