In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Wat weet je nog van de vorige les
Slide 1 - Woordweb
Slide 2 - Tekstslide
In Nederland zi9jn veel autowegen. Doordat er nieuwe wegen worden aangelegd, raken dieren steeds meer van hun leefomgeving kwijt. Gelukkig helpen mensen de dieren soms een handje. Bijvoorbeeld door een ecoduct te maken (zie hiernaast). Hoe worden de dieren hierdoor geholpen?
Slide 3 - Open vraag
Door een ecoduct verandert het leefgebied van de dieren. Wat gebeurt er? Het leefgebied van de dieren wordt...
A
groter
B
kleiner
Slide 4 - Quizvraag
Slide 5 - Tekstslide
Kijk naar de afbeelding van het voedselweb in de Oosterschelde in het lesboek. Begint de voedselketen in het water altijd met een vis of met een plant?
A
vis
B
plant
Slide 6 - Quizvraag
Waarom staat een zeehond aan het einde van een voedselketen?
Slide 7 - Open vraag
Hieronder zie je drie voedselketens met dieren en planten uit de Oosterschelde. Sleep de naam van een dier of plant naar de lege plekken. Er is vaak meer dan één antwoord goed.
plankton
slak
zeehond
meeuw
mossel
scholekster
kreeft
vis
Slide 8 - Sleepvraag
Slide 9 - Tekstslide
Noem vier redenen waarom dieren uit een gebied kunnen verdwijnen.
Slide 10 - Open vraag
Op een dag breekt er een konijnenziekte uit en alle konijnen in het gebied gaan dood. Welke gevolgen heeft dit. Beantwoord de vragen op de volgende dia's.
Slide 11 - Tekstslide
Er komen ....... roofvogels in het gebied.
A
meer
B
minder
Slide 12 - Quizvraag
Er komen ....... vossen in het gebied.
A
meer
B
minder
Slide 13 - Quizvraag
Het gras in het gebied wordt ...
A
langer
B
korter
Slide 14 - Quizvraag
Slide 15 - Tekstslide
Kijk op het plaatje in je lesboek. Waar in Nederland vind je de minste nationale parken?
A
in het westen
B
in het oosten
C
in het noorden
D
in het zuiden
Slide 16 - Quizvraag
Hoe komt dit denk je?
Slide 17 - Open vraag
Welk nationaal park ligt het dichts bij jou in de buurt?
Slide 18 - Open vraag
Ben je er wel eens geweest? Waarom wel of waarom niet?