De pluktuin H 13, 14 en 15

Methodes om planten te ondersteunen
H 13
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
GroenMiddelbare schoolvmboLeerjaar 3

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Methodes om planten te ondersteunen
H 13

Slide 1 - Tekstslide

0

Slide 2 - Video

Ondersteunen van planten

  1. Hulpmiddelen zijn stokken, gaas of touw
  2. Dit voorkomt dat de plant over de grond groeit
  3. Stimuleert een opwaartste groei

Slide 3 - Tekstslide

Leiden van planten

  • Als je wil dat ze een bepaalde kant op groeien
  • Draden, stokken of een pergola
  • Sturing is belangrijk

Slide 4 - Tekstslide

Opbinden en vastzetten

  1. Vorm en productie vruchten
  2. Touw, stok of andere geleider
  3.  Bindbuis(elastisch) of touw(niet te strak)
  4.  Bindtang

Slide 5 - Tekstslide

0

Slide 6 - Video

Gewasbescherming
H 14

Slide 7 - Tekstslide

Wat weet je al van gewasbescherming?

Slide 8 - Open vraag

Zaadonkruid
Straatgras

Slide 9 - Tekstslide

Wortelonkruid
Penwortel van paardenbloem

Slide 10 - Tekstslide

Wortelonkruid
Wortelstok van kweekgras

Slide 11 - Tekstslide

Tekst
Ziekte
Plaag
Bladluis
Natrot
Aardappelziekte
Witte vlieg

Slide 12 - Sleepvraag

Gewasbescherming

Biologisch: zonder chemische bestrijdingsmiddelen

Chemisch: met chemische bestrijdingsmiddelen
Keurmerk 
biologisch geteeld

Slide 13 - Tekstslide

Chemisch

Slide 14 - Tekstslide

Pleksgewijs  onkruid bestrijden
met quad
Pleksgewijs aardappelopslag bestrijden

Slide 15 - Tekstslide

Biologisch


Natuurlijke vijanden
Ecologische middelen

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Voor zeepspiritus maak je een 2%-oplossing van groene zeep en 2%-spiritus. Hoeveel ml spiritus gebruik je op 1 liter water?
A
2
B
20
C
200
D
2000

Slide 18 - Quizvraag

Berekening
Je kan een verhoudingstabel gebruiken.
De som die erbij hoort: 1000:100x2= 20 ml

Slide 19 - Tekstslide

Stel je hebt een plantenspuit van een halve liter. Hoeveel spiritus heb je dan nodig?
A
10
B
20
C
30
D
40

Slide 20 - Quizvraag

Berekening
Je kan een verhoudingstabel gebruiken
De som die erbij hoort: 500:100x2=10 ml

Slide 21 - Tekstslide

Gewasbescherming
met natuurlijke vijanden
Een boer kan ook kiezen voor biologische bestrijding. Er worden dan natuurlijke vijanden van de plaagdieren losgelaten. In het voorbeeld van het plaatje hiernaast is het plaagdier de witte vlieg. Er worden sluipwespen losgelaten die hun eitjes leggen inde larven van de witte vlieg. De larven worden opgegeten en planten zich dus niet meer voort.
Het nadeel van deze bestrijdingsvorm is dat de sluipwespen misschien wel wegvliegen (in een kas is de kans hierop veel kleiner)
De voordelen:
  • geen schade aan andere nuttige insekten
  • geen resistentie
  • geen accumulatie van gifstoffen

Slide 22 - Tekstslide


Wat is gewasbescherming?

Slide 23 - Woordweb

Gewasbescherming
Gewasbescherming is het bestrijden van onkruiden, ziekten en plagen in een gewas.

Slide 24 - Tekstslide

Gewasbescherming
Mechanische onkruidbestrijding
M
Chemische onkruidbestrijding
C
Biologische gewasbescherming en bestrijding
B
Geïntegreerde onkruidbestrijding
G

Slide 25 - Tekstslide

Herbicide
Fungicide
Insecticide
Beschermt gewas tegen onkruiden
Beschermt gewas tegen schimmels
Beschermt gewas tegen insecten

Slide 26 - Sleepvraag

Onkruidbestrijding

Slide 27 - Tekstslide

Spuitmachine
Hak
Schoffel
Eg
Chemisch
Mechanisch

Slide 28 - Sleepvraag

eg
schoffelmachine
brander

Slide 29 - Sleepvraag

Plagen
Je kunt je gewas beschermen tegen plagen door natuurlijke vijanden en door inzet van ekologische of chemische middelen.

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Video

Hoe wordt in dit filmpje thrips bestreden?
A
Met chemisch middel
B
Met aaltjes
C
Met een sluipwesp
D
Met een ekologisch middel

Slide 32 - Quizvraag

Roofdier

Roofdieren eten een ander organisme op, bijvoorbeeld een lieveheersbeestje dat een luis op eet.
Parasiet

Parasieten leven ten kosten van andere organismen. Zo zijn er bacteriën die rupsen doden.

Slide 33 - Tekstslide

Ziektes
Ziektes worden veroorzaakt door schimmels, bacteriën of virussen.

Slide 34 - Tekstslide

Natrot - bacterie

Slide 35 - Tekstslide

Aardappelziekte - schimmel

Slide 36 - Tekstslide

Aardappelvirus

Slide 37 - Tekstslide

Groeifactoren
Lesdoelen
  1. Je weet wat groeifactoren zijn 
  2. Je weet wat er met een plant gebeurt als de groeifactoren niet goed zijn 
  3. Je weet hoe een plant met gunstige en ongustige groeifactoren eruit ziet  

Slide 38 - Tekstslide

Welke groeifactoren kennen jullie?

Slide 39 - Open vraag

Wat zijn groeifactoren?
  • voeding
  • water
  • licht
  • lucht
  • warmte

Slide 40 - Tekstslide

Groeifactoren
Wat gebeurt er als een groeifactor niet goed genoeg is?
Als een factor niet goed is, kan een plant slecht groeien of ziek worden.

Slide 41 - Tekstslide

Fotosynthese
Wortels
wortels halen water uit de grond
Huidmondjes
huidmondjes halen CO2 uit de lucht
Bladgroenkorrels
De bladgroenkorrels nemen licht op en zetten dit om in energie om de fotosynthese mogelijk te maken.
Fabriek
De plant is eigenlijk een fabriek.
De grondstoffen water en CO2, worden omgezet in glucose (energie) en zuurstof (O2).

Slide 42 - Tekstslide

Fotosynthese
  • Glucose (suiker) is voeding voor de plant.
  • De 'afvalstof' zuurstof wordt afgegeven aan de lucht.

Slide 43 - Tekstslide

0

Slide 44 - Video

Temperatuur
  • Optimale temperatuur verschilt per gewas.
  • Door teelt in kassen kun je de gewenste temperatuur regelen en tomaten en paprika's kweken in Nederland.

Slide 45 - Tekstslide

Water
Een plant bestaat voor 90% uit water.
  • geeft plant stevigheid
  • speelt rol bij fotosynthese
  • transportmiddel voor voedingsstoffen

Slide 46 - Tekstslide

Licht
  • Zonder licht geen fotosynthese.
  • Licht kan van de zon én van lampen komen.
  • Teveel licht is niet goed.

Slide 47 - Tekstslide

Lucht
  • In lucht zit CO2, wat nodig is voor de fotosynthese.
  • In de kas kun je het gehalte aan CO2 zelf regelen.

Slide 48 - Tekstslide

Wat gebeurt er met een plant als één van de groeifactoren niet aanwezig is?
A
dan maakt de plant de groeifactor zelf aan
B
dan bloeit een plant sneller
C
dan kan een plant ziek worden
D
dan groeit een plant goed.

Slide 49 - Quizvraag

Wat ontstaat er tijdens de fotosynthese?
A
licht
B
koolstofdioxide
C
water
D
zuurstof

Slide 50 - Quizvraag

Wat doet de plant met koolstofdioxide?
A
dit geeft de plant af aan de lucht tijdens de fotosynthese
B
dit neemt de plant op via de huidmondjes tijdens de fotosynthese
C
niets. Net als mensen kan de plant er niet van leven
D
dit slaat de plant op als reservevoedsel

Slide 51 - Quizvraag