Taalverzorging les 5 en 6

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Taalverzorging les 5
Les 5 --> 
verkleinwoorden

Les 6 --> 
C die klinkt als S
C klinkt als K
B klinkt als P
-iaal, -eaal, -ieel, -ueel

Slide 2 - Tekstslide

Verkleinwoorden
pinda – pindaatje
schema – schemaatje
foto – fotootje
radio – radiootje
menu – menuutje
paraplu – parapluutje
café – cafeetje  

Slide 3 - Tekstslide

Verkleinwoorden
baby – baby’tje
lolly – lolly’tje
taxi – taxietje
ski – skietje
A4 – A4’tje
cd – cd’tje
dvd – dvd’tje

Slide 4 - Tekstslide

Verkleinwoord van machine

Slide 5 - Open vraag

Verkleinwoord aspirine

Slide 6 - Open vraag

verkleinwoord van jongen

Slide 7 - Open vraag

verkleinwoord van karbonade

Slide 8 - Open vraag

Verkleinwoord radio

Slide 9 - Open vraag

Verkleinwoord taxi

Slide 10 - Open vraag

Taalverzorging les 6
C die klinkt als S
Hoor je “s”, dan schrijf je soms c.
Voorbeelden: centrum, ceintuur.
C die klinkt als K
Hoor je “k”, dan schrijf je soms c.
Voorbeelden: contract, café, crèche, cognac.


Slide 11 - Tekstslide

Woorden met b of p
Hoor je p bij sommige woorden, dan schrijf je b.
Wanneer je het woord langer maakt (in het meervoud zet), hoor je of je een b of p moet schrijven.
Voorbeelden: eb, slab, krab
-iaal, -eaal, -ieel, -ueel
Hoor je “j” of “w”, dan schrijf je –iaal, -eaal, -ieel of –ueel.
Voorbeelden: liniaal, ideaal, prieel, actueel.



Slide 12 - Tekstslide

Woorden met -ieel

Slide 13 - Woordweb

woorden met -iaal

Slide 14 - Woordweb

Woorden met -ueel

Slide 15 - Woordweb

Schrijf op....

Slide 16 - Open vraag

Schrijf op...

Slide 17 - Open vraag

Schrijf op....

Slide 18 - Open vraag

Schrijf op....

Slide 19 - Open vraag

Schrijf op....

Slide 20 - Open vraag

Schrijf op...

Slide 21 - Open vraag

Zelf aan de slag
Maak les 5 en 6 in je klapper

Slide 22 - Tekstslide