In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Goedemiddag!
Donderdag 29 februari 2024
TaalCompleet t/m 5.11
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Welke emoji ben jij vandaag?
😒🙁😐🙂😃
Slide 3 - Poll
Praatplaat
Opdracht: Kijk naar de praatplaat. Geef antwoord op de vragen. Schrijf de zinnen in je schrift. Klaar? Maak dan zelf zinnen bij de praatplaat.
Waar is Tim?
Wie werkt bij de receptie?
Hoeveel mensen zitten in de wachtkamer?
Waar is Eva?
Wie maakt een afspraak bij de receptie?
Waar is Koen?
Wie is bij de tandarts?
timer
10:00
Slide 4 - Tekstslide
Antwoorden
Tim is bij de huisarts.
Maaike werkt bij de receptie.
Drie mensen zitten in de wachtkamer.
Eva is in de wachtkamer van de tandarts.
Alex maakt een afspraak bij de receptie.
Koen is bij de apotheek.
Ahmet is bij de tandarts.
Slide 5 - Tekstslide
5.3: Oren, ogen en neus
Opdracht: Maak Werkblad plusopdracht 5.3.
Klaar? Vergelijk je antwoorden met de antwoorden van een medecursist. Werk daarna in je boek.
timer
10:00
Slide 6 - Tekstslide
5.4 en 5.6: Meervoud
Opdracht: Welk woord is goed? A, B of C?
Slide 7 - Tekstslide
één voet - twee ...
A
voeten
B
voetten
C
voets
Slide 8 - Quizvraag
één been - twee ...
A
beenen
B
benen
C
beens
Slide 9 - Quizvraag
één oog - twee ...
A
oogen
B
ogen
C
oogs
Slide 10 - Quizvraag
één man - twee ...
A
manen
B
maanen
C
mannen
Slide 11 - Quizvraag
één raam - twee ...
A
raamen
B
ramen
C
raams
Slide 12 - Quizvraag
één neus - twee ...
A
neusen
B
neuzen
Slide 13 - Quizvraag
één teen - twee ...
A
teenen
B
tenen
Slide 14 - Quizvraag
één minuut - twee ...
A
minuuten
B
minuutten
C
minutten
D
minuten
Slide 15 - Quizvraag
5.4 en 5.6: Meervoud
Opdracht: Schrijf het meervoud op het bordje.
één tas - twee ...
één arm - twee ...
één map - twee ...
één bed - twee ...
één tand - twee ...
één boek - twee ...
één zus - twee ...
één mes - twee ...
Slide 16 - Tekstslide
5.4 en 5.6: Meervoud
Opdracht: Schrijf het meervoud op het wisbordje.
één tas - twee tassen
één arm - twee armen
één map - twee mappen
één bed - twee bedden
één tand - twee tanden
één boek - twee boeken
één zus - twee zussen
één mes - twee messen
Slide 17 - Tekstslide
5.7: Naar de dokter
Opdracht: Maak Werkblad plusopdracht 5.7b.
Klaar? Vergelijk je antwoorden met de antwoorden van een medecursist. Werk daarna in je boek.
timer
10:00
Slide 18 - Tekstslide
5.7: Naar de dokter
Opdracht: Je bent bij de dokter. Wat is het probleem? Vertel het.
Ik heb last van ...
Ik heb pijn in ...
Ik heb ...pijn
Ik heb soms ...pijn
Slide 19 - Tekstslide
5.9: Wat zijn uw klachten?
Opdracht: Maak de EXTRA-opdracht op Werkblad 5.9 achter in je boek (bladzijde 305).
Klaar? Werk dan verder in je boek of online.
timer
10:00
Slide 20 - Tekstslide
Pauze: 10.15 - 10.30 uur
Slide 21 - Tekstslide
TaalCompleet A1 tot 12.00 uur
Opdracht: Maak t/m 5.11
Slide 22 - Tekstslide
Pauze: 12.00 - 12.30 uur
Slide 23 - Tekstslide
Extra leesteksten Thema 5
Opdracht: Maak de extra leesteksten bij Thema 5
timer
30:00
Slide 24 - Tekstslide
5.8: Jij of u?
Opdracht 1: Wanneer zeg je jij? En wanneer zeg je u? Maak oefening 57. Wat zeg jij? op bladzijde 172 in je boek. Praat daarna samen. Zijn er verschillen? Waarom?
Opdracht 2: Maak Werkblad plusopdracht 5.8. Wat zeg je? Of wat vraag je? Gebruik jij, jou of u.
We bespreken de opdrachten samen.
timer
15:00
Slide 25 - Tekstslide
5.10: Dokter - dokters
Het meervoud met een -s
één jongen - tien jongens
één dokter - twee dokters
één meisje - twee meisjes
één sleutel - twee sleutels
Regel: Na -en, -er, -e en -el schrijf je een -s in het meervoud.
Slide 26 - Tekstslide
5.10: Dokter - dokters
Opdracht: Ga naar bladzijde 176, opdracht 72. Luister naar de computer. Schrijf het woord. Schrijf zelf het meervoud.
Slide 27 - Tekstslide
5.11: Woorden met -eer, -oor of -eur
Opdracht: Wat hoor je? Luister naar de docent. Schrijf het woord op het wisbordje.
Slide 28 - Tekstslide
5.11: Woorden met -eer, -oor of -eur
Slide 29 - Tekstslide
5.11: Woorden met -eer, -oor of -eur
Opdracht: Luister naar de docent. Schrijf de zinnen in je schrift.
Slide 30 - Tekstslide
5.11: Woorden met -eer, -oor of -eur
Opdracht:
Slide 31 - Tekstslide
Pauze: 14.00 - 14.15 uur
Slide 32 - Tekstslide
Spreken en TaalCompleet A1
Groep 1:
Mohammad, Winta, Nahom
en Sakina
Groep 2:
Ahmad, Alaa, Anageel
en Osamah
14.25 - 14.50 uur
Groep 1: Spreken met Anouk
Groep 2: TaalCompleet A1
Opdracht: Maak t/m 5.11
14.55 - 15.20 uur
Groep 2: Spreken met Anouk
Groep 1: TaalCompleet A1
Opdracht: Maak t/m 5.11
Slide 33 - Tekstslide
Welke emoji ben jij nu?
😒🙁😐🙂😃
Slide 34 - Poll
Samen afsluiten
Maak de puzzel. Wat is het woord? De docent checkt de woorden.